Bernard Bos: nog steeds onderweg
- Interview
- Ontmoeting
Bernard Bos is zo iemand op wie de kerk kan bouwen: ijverig, betrokken en uiterst trouw in het uitvoeren van zijn taken. Dat is al een leven lang zo. Maar toch is er langzaamaan wat veranderd. ‘Sta ik daar in de kerk weer met geopende handen en tranen in mijn ogen een lied te zingen.’
Zijn vrouw is weg, hij zit alleen aan de royale eetkamertafel in het huis van zijn dochter en schoonzoon. Boeken en tijdschriften om hem heen: ‘Ik ben een echte lezer.’ Een klein jaartje geleden zat ik ook met Bernard (69) aan diezelfde tafel, toen voor een zakelijk overleg over OnderWeg. ‘We zijn hier regelmatig om op te passen’, vertelt hij. ‘Nu zijn we er zelfs anderhalve week, omdat mijn dochter en haar man op vakantie zijn.’
Hij is een opa die op het schoolplein van zijn kleinkinderen staat, met hen naar zwemles gaat, boekjes leest en voetbalt. ‘Ik vertel hun ook veel verhaaltjes, meestal over de Smurfen, dat vinden ze schitterend.’ Die zelfbedachte Smurfenverhaaltjes vertelde hij ook al aan zijn vijf kinderen, zegt hij met een glimlach. Maar, voegt hij er direct aan toe: ‘Vergeleken met mijn kleinkinderen hebben zij het met veel minder aandacht moeten doen. Als ik de balans opmaak, denk ik dat ik als vader actiever had kunnen zijn. Ik heb niet vaak langs het voetbalveld gestaan. Ik was vooral veel aan het werk en in de avonden en weekenden weg.’
Waarom werkte je zo veel?
‘Ja, dat is een goeie vraag. Ik was tussen 1984 en 2002 directeur van het Gereformeerd Vormingsinstituut, het GVI, en nauw betrokken bij allerlei zaken die in de GKv speelden, regelmatig waren dat ook kerkelijke conflicten. Ik voelde me daar in die functie uiterst verantwoordelijk voor. Ik wilde anderen van dienst zijn en daarvoor zette je veel opzij. Ik merk dat ik het best moeilijk vind om hier precies woorden aan te geven.’ Hij denkt even na: ‘Gereformeerden zeggen vaak dat God je het “ambt aller gelovigen” heeft gegeven en dat stempelde mijn denken. Je staat in dienst van de Heer, wist je. Hij geeft je taken en die voer je uit, wat het je ook kost.’
‘Was het te veel buitenkant, religie, regeltjes?’
Kijk je daar nu anders tegenaan?
‘Ja, ik denk het wel. De drijfveer om nog steeds actief te zijn is nu wel anders. Toen was het vooral dat verantwoordelijkheidsgevoel, nu gaat het mij veel meer om het leerling van Jezus zijn, in afhankelijkheid gaan waar Hij je leidt.’
Dat is dan nog steeds op heel wat plekken en functies, merk ik op. Op dit moment is Bernard namelijk voorzitter van de plaatselijke diaconie, mede-initiatiefnemer en vanaf 1992 deelnemer van de Tour du ALS, vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk, betrokken bij het kindertheater in Dalfsen en – dat is de aanleiding voor deze ontmoeting – voorzitter van het verenigingsbestuur van OnderWeg. Komende maand legt hij de voorzittershamer neer, na 25 jaar actieve betrokkenheid bij eerst De Reformatie en nu het kerkelijke magazine OnderWeg.
Bernhard: ‘Ik ben gelukkig gezegend met een goede gezondheid en veel energie, dus kan ik nog heel veel doen. Deels heb ik dat te danken aan de powernaps die ik een paar keer dag neem: korte slaapjes van zo’n tien minuten. Dat deed ik al toen ik in militaire dienst zat en het is nog steeds een deel van mijn geheim.’
Je vertelde net dat je jezelf ‘leerling van Jezus’ noemt, ook als iemand jou vraagt bij welke kerk je hoort. Waarom doe je dat?
‘Daar is een heel proces aan voorafgegaan. Het begon toen ik nog directeur van de Oosthoek was, de bestuursorganisatie van twaalf gereformeerde basisscholen in Oost-Nederland. Dat was mijn laatste baan. Bij de Oosthoek bezonnen we ons op het thema identiteit, ik was namelijk niet helemaal gelukkig met hoe we onze gereformeerde identiteit verwoordden en invulden. Dat was ook vanuit kritiek op mijzelf, hoe ik er zelf in het verleden mee was omgegaan. Hoe kon het dat zo veel jongeren die op gereformeerde scholen hebben gezeten, daar helemaal niet positief op terugkijken? Dan hebben we toch iets fout gedaan? Was het te veel buitenkant, religie, regeltjes? Hebben we hen ook in hun hart weten te raken?
We doorliepen een behoorlijk bezinningstraject, dat mijn denken flink beïnvloed heeft. Het resulteerde in de visie dat we willen dat kinderen zich leerlingen van Jezus weten. Ook in mijn persoonlijke leven veranderde dat. Ja, ik ben gereformeerd en heb de gereformeerde kerken nog steeds van harte lief. Maar als ik zeg dat ik een leerling van Jezus ben, komt dat veel dichter op mijn hart en laat ik meer van mijzelf zien. Het zegt dat ik nog steeds onderweg ben, ook al ben ik 69.’
Ik vind het heel mooi dat je dat zegt, maar toch vraag ik er even op door. Want jezelf ‘leerling van Jezus’ noemen in plaats van bijvoorbeeld ‘vrijgemaakt’ betekent toch nog niet automatisch dat je het volgen van Jezus ook persoonlijker en meer vanuit het hart beleeft?
‘Dat is de route van hoofd naar hart waar je op doelt, denk ik. Ik moet dan direct denken aan de begrafenis van een goede vriendin van ons, zes jaar geleden. We zongen in haar afscheidsdienst het lied “Lichtstad met uw paarlen poorten”, zo’n gezang dat de een fantastisch en de ander afschuwelijk vindt. Na lange tijd hoorde ik dat lied weer in die dienst en het kwam enorm bij mij binnen, vooral de regel: “Dan zal ik mijn Heer ontmoeten”.’
Hij is even stil, raakt wat geëmotioneerd: ‘Ik had het lied in mijn leven al vele malen gezongen maar nooit zoals toen. Ik beleefde zo van harte dat ik bij de Heer hoor en Jezus wil volgen, die leerling van Jezus wil zijn. Sindsdien kan ik dat lied niet meer horen of zingen zonder ontroerd te raken.’
Open handen
Ontroerd raken tijdens het zingen overkomt Bernard de laatste jaren trouwens elke kerkdienst, vertelt hij even daarna. ‘Sta ik daar in de kerk weer met geopende handen en tranen in mijn ogen een lied te zingen.’ Met een lach: ‘Misschien is het de leeftijd wel.’ Dan serieus: ‘Ik ben een man van veel woorden, een echte prater. Maar mijn vele woorden, ontdek ik steeds meer, zijn vaker dan ik zou willen een teken van onvermogen om mijn hart te laten spreken. Daarom vind ik het fijn dat ik merk dat juist door liederen mijn emotie geraakt wordt, mijn hart. Op den duur ben ik, daardoor op het spoor gezet door een predikant, met open handen gaan zingen en bidden. Voor dit gesprek liep ik nog biddend, met geopende handen door de huiskamer. Ik geloof dat in mijn leven de Geest dit gebruikt. Dat wil zeker niet zeggen dat iedereen het zo moet doen. Maar ik blijf het doen.’
‘Annie grijpt in als ik dreig te gaan preken’
Fanatiek
Hij en zijn vrouw Annie zijn lid van de GKv in Dalfsen, al sinds ze in 1984 met hun jonge gezin uit Bodegraven hierheen verhuisden. Met een korte onderbreking in zijn studententijd – ‘een aantal jaren was ik heel ijverig niet-gelovig’ – is Bernard Bos altijd vrijgemaakt geweest. ‘In mijn pabotijd heb ik mij een periode heftig tegen het geloof verzet. Maar toen ik onder andere door het jongerenwerk van Youth for Christ terugkwam bij God, besloot ik mij begin jaren zeventig weer aan te sluiten bij de GKv. En ik kan je vertellen dat ik fanatiek vrijgemaakt was. Ik schaam mij er nu ter plekke nog voor, maar ik weigerde in die tijd bijvoorbeeld om over mijn terugkeer naar God een stukje voor het blad van Youth for Christ te schrijven. Want Youth for Christ was een “parakerkelijke organisatie”, daar schrijf je niet voor, vond ik.’
Een paar jaar later was je als directeur van het Gereformeerd Vormingsinstituut met vooruitstrevende dingen bezig.
‘Ja, dat klopt. Toen was ik inmiddels al wat ouder, had ik in Utrecht de studie andragologie gedaan en was ik de waarde van vernieuwing in gaan zien. Bij het GVI waren we voortdurend op zoek naar hoe je gereformeerd-zijn concreet vorm kon geven. We organiseerden allerlei activiteiten, voor verpleegkundigen, artsen, managers, maar ook voor vaders en moeders. Voor vaders organiseerden we in 1989 bijvoorbeeld de eerste vadercursus: hoe kun je een betrokken vader zijn? Niet iedereen in de GKv was daar even gelukkig mee, sommigen vonden het allemaal te links. Ik denk dat dit mijn imago in de kerken wel wat heeft gekleurd, hoewel dat nu allang niet meer speelt.’
Zijn rol als bemiddelaar bij conflicten in kerkenraden en gemeenten komt ter sprake: ‘Ook daardoor was niet altijd iedereen even blij met mij’, merkt Bernard op. ‘Ik zou sommige dingen nu ook anders aanpakken. Soms heb ik gemeenteleden bijvoorbeeld te lang de ruimte gegeven om kritiek op hun predikant te uiten. Ik zou een predikant nu wat minder lang “op de pijnbank” laten liggen. Maar dat is gebeurd, ik kan dat loslaten en bij God brengen.’
Kun je dingen makkelijk loslaten?
‘Ja, heel makkelijk. Ik voel me niet gauw ergens lang vervelend over, bijvoorbeeld over negatieve opmerkingen over mij. Ik denk dat ik op dat punt sterk beïnvloed ben door mijn moeder. Ruim drie jaar geleden overleed zij op 95-jarige leeftijd. Zij is heel haar leven onvoorstelbaar trouw geweest in wat ze deed en vol liefde voor de ander. Zelfs in haar liefde voor mensen die het haar heel moeilijk maakten, zoals haar eigen familie. Die hadden haar verworpen, omdat ze als enige uit een gereformeerd-synodaal nest vrijgemaakt werd. Hoe zij hiermee omging is zo’n grootmoedig voorbeeld van liefde en vergevingsgezindheid voor mij, daar heb ik veel van geleerd.’
Zijn vrouw belt. Als hij weer aan tafel zit, vraag ik hem wat hij van haar geleerd heeft. ‘Annie grijpt in als ik dreig te gaan preken’, zegt hij. ‘Ik heb snel de neiging om hele verhandelingen op te hangen, terwijl niemand er op dat moment om vraagt. Over het klimaat bijvoorbeeld. Maar ook in het beleven van ons geloof zijn we samen opgegaan: van dat hoofd naar meer het hart. Mijn identiteit was vroeger dat ik gereformeerd was, het ging over de kerk. Nu is het de Heer van de kerk waar het in ons leven om draait.’
Esther de Hek is schrijver, schrijftrainer en oud-hoofdredacteur van OnderWeg.