In memoriam ds. Willem van der Lingen
- Achtergrond
- In memoriam
Druiven vormen een rode draad in het leven van Willem van der Lingen, emeritus predikant in de Nederlands Gereformeerde Kerken, die op 24 april 2019 overleed: 98 jaar oud en daarmee met afstand de oudste predikant in de NGK.
Druiven telen was een belangrijke bron van levensonderhoud voor het gezin waarin hij op 25 september 1920 als zesde van acht kinderen in Poeldijk, in het Westland, werd geboren. Samen met zijn broers en zussen hielp hij in de schoolvakanties mee met het krenten van druiven in de tuinderij van zijn vader.
Druiven aan de wijnstok Jezus Christus – Hij in ons, wij in Hem – stonden centraal in zijn jarenlange werk als Dienaar van het Woord: op en onder de kansel. Hij bond het zijn gemeenteleden op het hart: blijf in Hem!
Druiven en de noodzaak van de blijvende verbinding met de wijnstok kwamen terug – in woord en lied – in de dankdienst voor zijn leven op 1 mei 2019.
Dominee worden
Al vroeg ontbrandde bij Willem van der Lingen het verlangen om predikant te worden. In 1939 ging hij studeren aan de Theologische Hogeschool van de toen nog ongedeelde Gereformeerde Kerken in Kampen. Om dat financieel mogelijk te maken, moest er in het gezin Van der Lingen diep in de buidel worden getast en alle gezinsleden droegen daaraan hun steentje bij.
Dat hij dat nooit is vergeten, liet hij in 1981 als afgevaardigde op de Landelijke Vergadering van de NGK in Breukelen blijken bij de bespreking van een voorstel voor een landelijke regeling voor hulp aan theologische studenten. Hij verzette zich tegen de gedachte dat de financiële ongelijkheid onder studenten door de kerken moest worden verholpen. ‘Uit eigen ervaring is hem bekend dat ook voorheen studenten uit minder bedeelde gezinnen het zwaar hadden, maar vaak werden in familieverband de grootste zorgen weggenomen’, zo staat in de Acta opgetekend.
Voor tentamens naar Kampen reizen
was riskant
Door de oorlog liep zijn studie vertraging op. Toen in 1942 alle studenten werden opgeroepen om diensten te verrichten voor de Duitse bezetter, dook hij onder. In zijn onderduiktijd studeerde hij zo goed en zo kwaad als het ging door, maar voor tentamens naar Kampen reizen was riskant. Pas na de oorlog kon hij zijn studie afronden.
Intussen had de Vrijmaking zich voltrokken, waarvoor Willem van der Lingen vanaf het eerste begin met overtuiging had gekozen. In de zomer van 1947 slaagde hij aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ‘cum laude’ voor het kandidaatsexamen, tegelijk met onder meer Henk van Tongeren en Jaap Kamphuis, die later in het landelijke kerkelijke leven een grote rol zouden spelen. Het jaar erna trouwde hij met Tiny Gaikema, die hij negen jaar daarvoor op zijn eerste treinreis naar Kampen had ontmoet.
De gemeente in
Als kandidaat kreeg Willem van der Lingen een tijd lang geen beroep, zodat hij overwoog zich aan te melden voor het Koninklijk Nederlands Indische Leger. Zover is het niet gekomen, want vervolgens kwamen er drie beroepen, waarvan hij dat uit Alkmaar aannam. Daar werd hij op 20 januari 1948 als predikant bevestigd. Hij werd tevens predikant van de naburige gemeente van Broek op Langedijk. Elke zondag preekte hij drie keer: de ene zondag twee keer in Alkmaar en een keer in Broek op Langedijk, de andere zondag omgekeerd.
Vanaf 1952 diende hij de GKv in Zwijndrecht, vanaf 1958 de GKv in Schildwolde en vanaf 1963 die in Bunschoten-Spakenburg. In al die gemeenten met vaak grote ledenaantallen heeft hij hard gewerkt. Hij moest er veel preken maken, veel bezoeken brengen, veel kerkenraadsvergaderingen leiden, maar daar had hij geen probleem mee. ‘Hard werken, je eigen broek ophouden en niet zeuren waren kenmerkend voor vader’, zei zoon Wim in de afscheidsdienst.
Willem van der Lingen was geen man van ingewikkelde beschouwingen. Voor hij de kansel op ging, had hij hard gestudeerd – ‘dat je als predikant het Woord van God moet doorgeven, geeft je de hoge verantwoordelijkheid je huiswerk te maken voor je op de kansel staat’, zei hij later in een interview in het Reformatorisch Dagblad – maar op de kansel probeerde hij wat hij gevonden had kort en krachtig te verwoorden.
‘Ik heb als een blind paard gelopen
en de Here heeft het geleid’
Kort en bondig was hij ook in het pastoraat. Op huisbezoek begon hij met luisteren. Pas tegen het eind nam hij het woord: invoelend vanuit de liefde van God, maar waar nodig vanuit diezelfde liefde confronterend. In diverse gemeenten zette hij zich in het bijzonder in voor de jeugd: dat beschouwde hij als een kerntaak van de predikant. De jeugdvereniging (25-40 man) kwam graag op verjaardagsvisite. En als hij in latere jaren hoorde van predikanten die geen catechisatie meer gaven, sprak hij ze daarop aan.
Bij zijn 65-jarig ambtsjubileum in 2013 keek hij in het blad Opbouw dankbaar terug op zijn werk in de gemeente. ‘We hebben als domineespaar een mooi leven gehad en we zouden het zo over doen. Als ik terugkijk, kan ik niet anders zeggen dan dat die tijd tot zegen is geweest. Ik heb als een blind paard gelopen en de Here heeft het geleid.’
Hij heeft zich altijd ook sterk verantwoordelijk gevoeld voor zijn gemeente. ‘Als er iemand verloren gaat en jij hebt het hem niet aangezegd, dan zal God het van jouw hand eisen.’ In een RD-interview zei hij: ‘Het is een voorrecht te horen dat de Here je wilde gebruiken. Als mensen op je afkomen en zeggen: “Dominee, één van uw preken gebruikte de Here om mij zalig te maken”, dan zeg ik: “Here, wat een wonder. Het is door U, door U alleen, om ’t eeuwig welbehagen”.’
Scheuring
In Bunschoten-Spakenburg leidden verschillen van inzicht over de kerkstrijd elders in het land in 1969 tot een conflict in gemeente en kerkenraad. Willem van der Lingen deelde niet de visie van zijn Spakenburgse collega’s en andere kerkenraadsleden dat de GKv ‘de enige ware kerk’ was, maar daar kon hij mee leven.
Toch kwam het tot een breuk. Hij was het niet eens met de censuur over een aantal gemeenteleden wegens ‘muiterij’, omdat ze publiek bezwaar hadden gemaakt tegen de kerkenraadsvoorlichting bij monde van ds. Pieter van Gurp over de buitenverbandzetting van de gemeente van Loosdrecht. Daar had de GKv Bunschoten-Spakenburg in classisverband aan meegewerkt. Als hij aan zijn moeite met dit kerkenraadsbesluit geen uiting mocht geven, was het voor hem onmogelijk om het avondmaal te bedienen dat voor de volgende zondag gepland stond, zo liet hij weten.
De kerkenraad concludeerde dat hij daarmee de avondmaalsgemeenschap met de rest van de kerkenraad verbrak. ‘En als ds. Van der Lingen geen avondmaal kan bedienen, kan hij ook de andere delen van zijn ambt niet bedienen’ en heeft hij feitelijk ‘zijn ambt neergelegd’, aldus de kerkenraad, die hem verbood om verder nog predikantswerkzaamheden te verrichten. Dat gebeurde minder dan een week nadat hij in de laatste dienst waarin hij als vrijgemaakt-gereformeerd predikant voorging, zijn zoon Wim had gedoopt, die hij en zijn vrouw tot hun verwondering kregen, nadat hun huwelijk 21 jaar lang kinderloos was gebleven.
Willem van der Lingen bestreed dat hij de avondmaalsgemeenschap met de rest van de kerkenraad had opgezegd en legde zich niet neer bij wat hij als een ‘verkapte schorsing wegens dienstweigering’ beleefde. ‘Ik houd mijn ambt en blijf het uitoefenen’, schreef hij aan de gemeente.
Voor dat deel van de gemeente dat hem volgde bleef hij zijn predikantswerk voortzetten. Hij ging voor in diensten buiten verantwoordelijkheid van de kerkenraad in gebouw ’t Haantje. Daarmee was de breuk een feit en ontstond de GKv Bunschoten-Spakenburg (buiten verband), later NGK Bunschoten-Spakenburg. Daar werkte hij met vreugde en vrucht tot 1978. In dat jaar vertrok hij naar de NGK Wapenveld, waar hij in 1985 met emeritaat ging.
De pijn is nooit overgegaan
Wat hem in Bunschoten-Spakenburg in zijn beleving is aangedaan, is zijn leven lang aan hem blijven vreten. Hij voelde zich afgedankt, bij het vuilnis gezet, zo verwoordde ds. Roelof Vellinga het in de dienst voor zijn begrafenis. De pijn om het verwijt ‘dat ik de kerk in de steek heb gelaten’ is nooit overgegaan.
Hij heeft ernaar gehunkerd dat vanuit Bunschoten-Spakenburg gezegd zou worden: ‘Dat had niet zo gemoeten’, en was dan ook diep dankbaar dat in 2017 een kerkenraadsdelegatie van de GKv Spakenburg-Noord op bezoek kwam om hem namens de GKv-gemeenten van Bunschoten-Spakenburg de broederhand te reiken. Hij zei de Spakenburgse broeders dat hij graag zou zien ‘dat jullie ook een uitspraak doen over het verleden. Maar als dat opnieuw ruzie oplevert in jullie kerkenraad, dan moet je het niet doen. Ik kan in vrede heengaan.’ Die uitspraak is er niet gekomen. En in zijn laatste levensjaren kwam de pijn van het kerkelijk trauma steeds weer naar boven: hij had het vergeven, maar zijn geest kon het niet vergeten.
Zijn zoon Wim zei het in de dankdienst zo: ‘In hem werd overduidelijk dat het bij de hereniging van onze kerken nodig is om de pijn uit het verleden te benoemen. Niet om gelijk te krijgen, want als iedereen gelijk wil hebben en houden, wordt het nooit wat. Wel om te verzoenen.’
Willem van der Lingen was intens blij met het proces van hereniging van GKv en NGK. Hij had de breuk nooit gewild en heeft zich altijd een burger van twee werelden gevoeld: in de GKv mocht hij niet meer werken, maar in de NGK voelde hij zich ook niet altijd thuis door zijn moeite met het losse, soms ‘vrijgevochten’ karakter van die kerken. Het is heel bijzonder dat hij in het midden van de in 2016 herenigde gemeente van GKv en NGK in Wapenveld werd begraven en dat de GKv-predikant die hem de laatste jaren van zijn leven pastoraal begeleidde de dankdienst voor zijn leven leidde.
Kerkverband
Hoewel zijn hart bij het werk in de plaatselijke gemeente lag, heeft Willem van der Lingen zich ook gegeven aan het landelijke kerkenwerk, overtuigd als hij was van de grote waarde van het kerkverband, juist voor de plaatselijke kerken.
Met vaste hand leidde hij als voorzitter de Landelijke Vergadering van Bunschoten-Spakenburg in 1973/1974 naar het besluit om niet te blijven hangen in de negatieve ervaringen met kerkverband en kerkorde in de jaren zestig, maar om stappen te zetten naar een geordend kerkelijk samenleven volgens de grondlijnen van de Dordtse Kerkenorde.
Zijn openingswoord op die vergadering maakte duidelijk, waar hij stond: ‘Wij willen niet een “nieuwe kerk” zijn. Wij wensen Gereformeerde Kerken te zijn en te blijven, te kennen en te meten aan haar belijdenis, de Drie Formulieren van Enigheid.’
Ook bij de afronding van de discussies over het Akkoord van Kerkelijk Samenleven acht jaar later in Breukelen liet hij zich niet onbetuigd. Hij bepleitte toen als afgevaardigde het schrappen van ‘het heil van de gemeente’ uit artikel 34 AKS als mogelijke reden voor plaatselijke kerken om besluiten van meerdere vergaderingen niet uit te voeren, of op zijn minst daaraan de woorden ‘in praktische zaken’ toe te voegen. Volgens hem was ‘de betreffende zinsnede voor alles en nog wat te misbruiken en een open deur voor willekeur’.
‘Zullen we voor onze gemeenten
niet het beste zoeken: een predikant?’
Ds. Willem van der Lingen was geen vernieuwer. Hij stond niet te applaudisseren bij nieuwe liederen of formulieren, als hij voor hem wezenlijke Bijbelse noties zag verdwijnen. Bij een voorstel op de LV Breukelen om het doopsformulier van CGK of GKv over te nemen gaf hij aan best te begrijpen ‘dat onze bij stripboekjes opgevoede jeugd de prachtige oude formulieren niet meer verstaat’, maar dan is het de taak van de kerk ‘om hen beter begrip bij te brengen’.
Als lid van een studiecommissie over de plaats van pastorale werkers in de gemeente keerde hij zich op de LV Wezep 1978 in een minderheidsrapport tegen de figuur van de pastorale werker, die kleine gemeenten zou kunnen ondersteunen. Voor die ondersteuning waren volgens hem genoeg alternatieven beschikbaar en was de figuur van ‘semi- of schijnpredikant’ niet nodig. Ook vond hij het op deze manier ‘uitbesteden van herderswerk’ uit den boze. ‘Voor onze zieken zoeken we de beste dokter. Zullen we zo voor onze gemeenten niet het beste zoeken: een predikant?’
Bij lezing van het betreffende rapport waan je je anno 2019 bij tijden midden in de actuele discussie in de PKN over academische gevormde en/of hbo-predikanten. Uiteindelijk kreeg hij een grote LV-meerderheid achter zijn minderheidsrapport en verdween de figuur van de pastorale of kerkelijke werker decennialang uit de kerkelijke regelingen om er in de 21ste eeuw vanuit de inmiddels gegroeide praktijk weer in op te duiken.
Jarenlang was hij actief in het Nederlands Gereformeerd Seminarie – de eigen predikantsopleiding die door een aantal NGK-gemeenten werd ondersteund – onder meer als lid van de Raad van Toezicht en Advies. Zijn kritische bijdragen aan preekcolleges werden erg gewaardeerd.
Bij het ouder worden werd hij bezorgder over het kerkelijk leven in de NGK. ‘Ik zie afkalving aan alle kanten.’ In interviews met Opbouw en met het Reformatorisch Dagblad ter gelegenheid van zijn 65-jarig ambtsjubileum in 2013 sprak hij zijn zorg uit over de prediking. ‘Er wordt veel gepreekt uit de pastorale brieven van Paulus. Maar mijn grootste zorg is dat er steeds minder gepreekt wordt over de verzoening van onze zonden. Daardoor verachtert de gemeente in de genade. De preken zijn vooral warm, God als hulp bij ongelukken, God houdt van je, maar vergeving en genade, dat hoor je te weinig. “Wat is uw enige troost in leven en sterven”, daar gaat het om. Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus, die met zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen heeft betaald. Dáár gaat het om.’
Laatste jaren
De laatste jaren van Willem van der Lingen waren zwaar. In 2016 verloor hij zijn geliefde vrouw Tiny, met wie hij bijna zeventig jaar lief en leed had gedeeld. In 2017 maakte een herseninfarct hem het lezen onmogelijk en kon hij niet langer zelfstandig wonen. Maar gesprekken kon hij blijven voeren: over het wel en wee van zijn kleinkinderen, maar ook over theologische of ethische onderwerpen. Later maakte beginnende dementie dat soms moeilijk. Maar ook toen bleef er geestelijk contact mogelijk, vertelde zijn pastor Roelof Vellinga in de afscheidsdienst, en ook toen getuigde hij van Gods genade en van vergeving, ook voor hem, door het offer van Christus.
‘Ds. Van der Lingen wilde anderen wijzen op – in zijn eigen woorden – “de noodzakelijkheid om de Zaligmaker te leren kennen”‘, zo las ik in een interview van zes jaar terug. Ik haal hem nog een keer aan: ‘De noodzaak van de persoonlijke kennis van Christus als Zaligmaker voorop.’ Voorop de persoonlijke omgang met Christus als Redder van onze zonden! Daarom die woorden op de kaart: ‘Blijf in Mij.’
Willem wilde luisteren naar Jezus: ‘Blijf in Mij.’ Dat wilde hij ook tegen anderen zeggen: ‘Blijf in Jezus.’ Als predikant heeft hij dát uitgedragen. Willem van der Lingen/ds. Van der Lingen was met Christus verbonden. Rank aan de wijnstok. Hij is gestorven. De verbondenheid met Christus is gebleven. Met Christus was hij gestorven, met Christus zal hij opstaan in een nieuw leven. Zoals hij op het graf van zijn vrouw liet plaatsen: ‘Ik leef, en gij zult leven’ (Johannes 14:19).
Ad de Boer is actief in het NGK-kerkverband en was hoofdredacteur van OnderWeg.