Die speech uit 1892 is nog altijd actueel

Sjoerd Wielenga | 7 juni 2019
  • Opinie
  • Thema-artikelen

OnderWeg vroeg gastredacteur Sjoerd Wielenga – afkomstig uit een voorgeslacht dat geworteld is in de GKv en NGK – een duik in zijn familiegeschiedenis te nemen. Zijn er verbanden te leggen tussen die bijzondere historie en de tijd waarin hij als christelijke dertiger en vader van drie jonge kinderen leeft? ‘Ik vertel onze kinderen misschien wel dat er na een tijd van scheuren ook een tijd van vergeving, verzoening en herstel kan zijn.’

Laatst vond ik op onze zolder een boekje waarvan de eerste regels waren: ‘Dit boekje is geschreven naar aanleiding van de steeds terugkerende klacht over een tekort aan kerkelijk besef en kerkhistorische kennis bij de lidmaten der Gemeente. De klacht is niet ongegrond.’

Het zou zomaar een citaat kunnen zijn uit een recent verschenen publicatie. Maar het citaat komt uit het maar liefst negentig jaar geleden verschenen Het huis Gods, geschreven door mijn oom Bas Wielenga, een oudoom van mijn vader. Hij schreef het boekje in 1929, omdat ‘de herinnering aan de strijd, die onze vaderen gevoerd hebben tot vrijmaking en herstel van de Kerk, bij ons tegenwoordig geslacht (begint) te verflauwen’. En dat is niet zonder gevaar, meende hij. Volgens hem ‘verkwijnt’ daardoor de liefde tot de gereformeerde kerk en ‘veruitwendigt’ het kerkelijk leven dat voor de bloei van het geloof onmisbaar is. Op verzoek van zijn kerkenraad, van de Gereformeerde Kerk van Amsterdam, schreef hij voor belijdeniscatechisanten dit boekje waarin hij de kerkgeschiedenis beschrijft.

Kerkelijk besef

Of er anno 2019 nog altijd een tekort is aan kerkelijk besef en kerkhistorische kennis onder millennials mag de lezer zelf beoordelen. Maar de troost van het verleden voor het heden is dat sommige zorgen kennelijk van alle tijden zijn, bedacht ik me toen ik het boekje van oom Bas las. In de jaren twintig van de vorige eeuw was hij onderdeel van de ‘beweging der jongeren’. Deze ‘jongeren’ (predikanten van rond de 40 jaar) beijverden zich voor vernieuwing in de Gereformeerde Kerk en richtten een eigen blad op: De Reformatie, een van de voorlopers van magazine OnderWeg. Bas’ broer Dirk, mijn overgrootvader, werkte ook mee aan De Reformatie.

051218 THEMA Essay foto 1De broers zullen van hun vader Douwe gehoord hebben dat hij pas op zijn zeventiende gedoopt is en toen ook ook belijdenis heeft gedaan, omdat zijn ouders hem niet wilden laten dopen in de vrijzinnige hervormde gemeente waar ze lid van waren. Op zeker moment bezochten ze kerkdiensten van de afgescheidenen die de Hervormde Kerk hadden verlaten. Aanvankelijk liepen ze een geheime route, bang om bij hun wagenmakerij in Blija klanten te verliezen. Jaren later zou oom Bas tijdens de Tweede Wereldoorlog op de fiets vanuit Amsterdam naar Capelle aan den IJssel fietsen om mijn grootvader, de zoon van zijn broer, ervan te weerhouden om ‘vrijgemaakt’ te worden. De fietstocht was tevergeefs.

Liefdeslied

Mijn familiegeschiedenis is niet uniek. Talloze families waren, van dichtbij of verder weg, betrokken bij kerkscheuringen. Die waren er helaas meer dan kerkfusies. Maar in 1892 was er zo’n fusie tussen twee uit de Hervormde Kerk afgescheiden kerkgenootschappen: de Afgescheidenen (uit 1834) en de Dolerenden (uit 1886). ‘Tijdens een gezamenlijke synode in de Amsterdamse Keizersgrachtkerk op 17 juni 1892 zong de vergadering’, schrijft oom Bas in Het huis Gods, ‘jubelend het lied van de liefde’ (Psalm 133). En, noteerde hij: ‘Uit veler oog welden tranen en uit veler harten stroomden woorden van blijdschap om de grote daden der genade Gods.’

Misschien had de 19-jarige Bas over de gezamenlijke synode gehoord van zijn vader die er als Kamper hoogleraar bij aanwezig was. Op deze feestelijke vergadering hield Douwe een toespraak. “Zoo is dan dat woord waarheid geworden,” zei Douwe tegen Abraham Kuyper, de voorman van de Dolerenden, “wat gij, broeder Kuyper, voor 20 jaar geleden, tot mij gezegd hebt, toen gij mij na een ernstig gesprek in het middernachtelijk uur tot afscheid de hand druktet en zeidet: ‘Broeder, wij behooren bij elkander en God zal ons tot elkander brengen.’ God heeft dit woord vervuld.”

Douwe.

Douwe.

Mijn betovergrootvader wees de gezamenlijke synode erop om ‘Jezus de eerste en de hoogste plaats in ons midden te geven’. Hij vertelde dat het zijn behoefte is de verenigde kerken ‘toe te roepen in deze ure’: ‘Vergeet toch nooit, Jezus is de Koning der Kerk!’ En hij vervolgde: ‘Daarom Hem de hoogste plaats en wij aan zijne voeten. Daarin ligt onze kracht en dit is de waarborg voor de toekomst, dat Jezus de Koning der Kerk is, Hij alleen, Hij tot in der eeuwen eeuwigheen.’

Actueel

De hartstochtelijke oproep voor de nieuwe kerk van 1892 van mijn betovergrootvader lijkt me nog even actueel voor de straks weer herenigde NGK en GKv. We leven in totaal andere tijden. Het kerkelijke landschap is veranderd (alleen al door de kerkenfusie die leidde tot de Protestantse Kerk in Nederland) en christenen hebben elkaar in dit geseculariseerde land meer dan ooit nodig. De geloofsbeleving van een negentiende-eeuwse christen verschilt ongetwijfeld met die van een geloofsgenoot in de 21ste eeuw. Maar het mooie is dat verschillende deelnemers in het OnderWeg-onderzoek net als Douwe zeggen: ‘Laat Jezus het middelpunt van de kerk zijn. Aan Hem alle eer!’

Kan er gezongen worden?

Hoe de kerk van de toekomst eruit komt te zien? Ik heb geen idee. Als je naar de dalende cijfers kijkt, houd je soms je hart vast. Ik hoorde laatst dat een protestantse predikant in de voorbereiding van een rouwdienst aan de familie vroeg: ‘Kan er gezongen worden?’ Hij maakt regelmatig mee dat de overledene dan nog wel kerkelijk betrokken was, maar de kinderen en kleinkinderen allerminst bekend zijn met psalmen en gezangen. Anderzijds: hoewel de katholieke kerk leegloopt, zitten de kloosters en monastieke stiltecentra tjokvol. Niet met monniken, maar met mensen die snakken naar stilte, zingeving en misschien wel God zelf. Welke vorm de kerk in de toekomst heeft, zal moeten blijken. Ik weet meer niet dan wel.

Bas en Dirk.

Bas en Dirk.

Deskundigen zoeken de hoop voor de kerken in het Westen bij de migranten, zoals de Amerikaanse godsdienstwetenschapper Philip Jenkins. Hij diagnosticeerde het Europese christendom als ‘ernstig ziek, om niet te zeggen: terminaal’. Hij zei enkele jaren geleden tegen De Nieuwe Koers: ‘Als je op de Biblebelt woont, kun je doen alsof het nog wel meevalt, maar dan ben je blind voor het grotere plaatje.’

De dynamische en internationaal georiënteerde migrantengemeenten ziet hij als hoopvolle tekenen die de kerk nieuw leven kunnen inblazen. ‘Het zijn vitale gemeenschappen, die nauw betrokken zijn op het dagelijkse leven van de migranten. Het evangelie betekent een volledige transformatie van je leven.’ Als Jenkins gelijk heeft en ik om mij heen kijk in de NGK en GKv en het overwegend witte autochtone gezelschap zie, lijkt dat weinig goeds te betekenen voor de toekomst.

Sensatie

Spitten in je familieverleden is een populaire hobby van veel pensionado’s en ‘yours truly’. De historicus Johan Huizinga noemde dat rechtstreeks contact met het verleden kan opleveren een ‘historische sensatie’. Het lezen van liefdesbrieven van mijn voorouders uit de negentiende eeuw, een bezoek aan de voormalige wagenmakerij in Blija of het lezen van een speech van mijn betovergrootvader vind ik historisch sensationeel.

Ik kan mij, ook in het geloof, verbonden voelen met mijn verdrietige betovergrootmoeder – ze verloor negen kinderen aan de dood – als ik haar brieven lees aan Douwe, die in 1902 in een Rotterdams ziekenhuis ligt. ‘Ik ben dikwijls zeer treurig’, schrijft ze bijvoorbeeld. ‘Op andere tijden, als ik zie hoe de Heere voor ons zorgt, ben ik ook wel dankbaar en getroost.’ Ze spreekt de hoop uit dat haar zieke man gezond terug kan keren naar hun woonplaats Kampen. ‘Zouden wij niet blijven hopen daar de Heere toch zijn liefde en macht toont door reeds zoo veel genezing aan u te schenken. Zou iets van Hem te wonderlijk zijn om u verder geheel op te richten?’ Maar dat gebeurde niet. Op Goede Vrijdag 28 maart 1902 – nadat een zangkoortje van het ziekenhuis zijn lievelingspsalm Psalm 66:4 heeft gezongen – overlijdt Douwe.

Verzoening en herstel

Het geloof van de wagenmakers en van Douwe, Bas en Dirk is steeds weer overgeleverd aan een nieuwe generatie. Ik doe dat op mijn beurt ook. Ik hoop dat onze nu nog jonge kinderen als ze oud genoeg zijn een eigen keuze voor God en een kerk maken. En mocht het ze gaan ontbreken aan ‘kerkelijk besef’, dan zal ik ze misschien wel vertellen over de fusiekerk.

Blijven geloven moet je vooral gegeven worden,
dat ervaar ik steeds meer

Zelf heb ik niets meegekregen van de breuk in de jaren zestig, maar ik weet wel dat het bij sommige familieleden tot verdriet heeft geleid. Ik zal onze kinderen misschien wel vertellen dat er na een tijd van scheuren ook een tijd van vergeving, verzoening en herstel kan zijn. Ik zal ze ook vertellen dat niet iedereen in de kerk blij was met zo’n fusie. En ik hoop dat ik tegen die tijd zelf ook het geloof in God en de kerk niet verloren heb. Dat is geen cynische gedachte. Blijven geloven moet je vooral gegeven worden, dat ervaar ik steeds meer. Ik zal hoe dan ook vertellen over Psalm 119:34 dat (op de wijs van ‘Zo vriendelijk en veilig als het licht’) na hun doop gezongen is: ‘Uw trouw is van geslachte tot geslacht, al wat er leeft, ontvangt van U het leven.’

Familie

God werkt door de generaties heen en het vertellen van oude familieverhalen kan helpen bij de geloofsoverdracht. Maar het recente overlijden van nota bene een familielid, veranderde mijn blikrichting van de genealogische navel naar de christelijke gemeenschap.

Afgelopen maart overleed mijn oom Douwe, 117 jaar na zijn gelijknamige overgrootvader en eveneens in een Rotterdams ziekenhuis. De broer van mijn vader was een bijzondere oom, die redelijk zelfstandig was, maar heel zijn leven toch wat extra aandacht van zijn omgeving nodig had. De kerkgemeenschap waar hij bijna zijn hele leven lid van was, gaf hem die aandacht. Tijdens de begrafenissamenkomst werd het me nog eens duidelijk dat niet alleen wij zijn familie zijn, maar de gemeente evengoed. Hij maakte, zo hoorde ik die dag regelmatig, deel uit van Gods huisgezin: hij at bij mensen thuis, ging weekenden weg met de wijk en bestudeerde samen met hen de Bijbel.

De Bijbel lijkt bloedbanden te relativeren

Zelf heb ik mijn jeugd ook de kracht van de gemeente van Christus ervaren, bijvoorbeeld tijdens de ziekte van mijn vader en na zijn overlijden. Ook als volwassene merkte ik dat mensen die je nauwelijks kent voor je klaar staan als het nodig is – omdat je een broer in Christus bent. Want de Bijbel lijkt bloedbanden te relativeren. Jezus zelf zei tegen zijn volgelingen: ‘Jullie zijn mijn moeder en mijn broers.’ Zijn eigen moeder noemde hij zelfs wat afstandelijk ‘vrouw’ en Hij vertrouwde haar vanaf het kruis toe aan een leerling, in plaats van aan haar andere zonen. Voor de oosterse familiecultuur een tamelijk revolutionaire opvatting: Jezus relativeert de bloedband en maakt de familie breder. De geloofsgemeenschap is ook familie.

Oudste broer

Jezus verbreedde de familieverhoudingen revolutionair en maakte ze ondergeschikt, maar dat wil niet zeggen dat de eigen bloedband niet meer belangrijk is. De Bijbelse oproepen om de verhalen van God door te vertellen aan je kinderen en hun kinderen, lijken me onverminderd van kracht. De lijn van de geslachten inspireert en motiveert daarin. Maar toch. Als journalist interviewde ik meer dan eens mensen die op latere leeftijd tot geloof gekomen zijn. Zij groeiden niet op in een christelijk gezin en vormen dus geen schakel in de lange ketens van generaties waardoor het geloof is overgedragen. Is dat dan minder waardevol? Dat lijkt me niet.

Ex-moslims raakten soms zelfs hun biologische familie kwijt na hun keuze voor Christus. Verwonderd vertelden zij, maar ook andere nieuwgelovigen, me dat ze met de kerkgemeenschap een nieuwe familie hadden gekregen. Ze hadden zich in de generaties van de familie van de Heer en zijn en onze Vader gevoegd. Onze Heer is ook onze oudste broer.

Om die reden condoleerde ik een gemeentelid van mijn oom met het overlijden van zijn broer. Hij antwoordde dat hij dat ook echt zo zag: Douwe was zijn broer in Christus en wat zou hij hem missen. Want niet alleen zorgde de gemeente voor Douwe. Tijdens de samenkomst werd mij duidelijk dat hij in zijn kwetsbaarheid met zijn grote geloof en scherpe inzichten ook voor hen had gezorgd.

Daarom droegen de broers uit Gods huisgezin de kist met het lichaam van oom Douwe de kerk uit, vlak langs de eerste steen die zijn gelijknamige vader er ooit in had gemetseld. Ze droegen Douwe op handen, zei een van hen na afloop. Zo’n geloofsgemeenschap – of je die nu ‘Het huis Gods’ of ‘Gods huisgezin’ noemt – gun ik mijn kinderen en hun kinderen ook.

Nog geen abonnee van magazine OnderWeg? Verander dat en word gratis Proefabonnee Digitaal: 3 maanden lang ons kleurrijk, eigentijds kerkelijk magazine gratis lezen op je mobiel of tablet. Dat kan nu, via de nieuwe app ‘OnderWeg online’. Geef je via dit formuliertje op.

Over de auteur
Sjoerd Wielenga

Sjoerd Wielenga (GKv) is zelfstandig journalist, tekstschrijver en eindredacteur.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief