Wat blijft er hangen?
- Jeugdwerk
In de Bijbelklassen, de catechisaties en de jeugdclubs in de kerk zit altijd een leerelement. Een onderwerp of een gedachte die je als catecheet of jeugdleider over wilt dragen aan de groep. Wat kan je helpen bij het overdragen van de kern van jouw bedoeling?
Veel werkers in de kerk zijn op zoek naar een goede manier om de kern van hun boodschap over te brengen. In mijn contacten met hen kom ik allerlei boekjes en internetartikelen tegen die het leren proberen in te delen in wat zinvol is en goed werkt en wat niet. Daarbij krijg ik vaak het volgende plaatje voorgelegd, dat aangeeft hoe effectief de verschillende vormen van overdragen zijn.
Het vervelende van dit plaatje is dat het misschien wel goed aanvoelt, maar dat het helemaal niet klopt. Uit onderzoek blijkt er niets van dat mensen – en dus ook kinderen, tieners en jongeren – zo eenvoudig in elkaar zitten. Het plaatje en het gevoel dat het op kan roepen, namelijk dat we een manier kunnen bedenken die we het beste kunnen gebruiken, is misschien wel heel aantrekkelijk, maar het doet geen recht aan de grote verschillen tussen mensen. En dus ook niet aan het gegeven dat God ons aan elkaar heeft gegeven om elkaar aan te vullen.
Verschillen
Dat het makkelijke plaatje niet klopt, betekent ook weer niet dat er niet allerlei verschillende manieren zijn die je kunt gebruiken om informatie over te dragen in onderscheiden situaties. Denk maar eens aan mensen als Nikodemus en Petrus en hoe verschillend zij door Jezus aangesproken worden. Jezus sluit volgens mij altijd aan bij de persoon die voor Hem staat: de moeder die vraagt om de kruimels van de tafel, de Samaritaanse vrouw, de rijke jongeman enzovoort.
Het is voor ons te veel gevraagd om, net als Jezus, precies te weten hoe we in het jeugdwerk aan kunnen sluiten bij elk kind en elke jongere afzonderlijk. Wat wij echter wel kunnen doen, is om te beginnen ons ervan bewust zijn dat er verschillen tussen kinderen zijn en dat we daar recht aan moeten doen. En in de tweede plaats dat we geen waardeoordelen over die verschillen moeten geven. Als jeugdwerkadviseur kan ik niet genoeg benadrukken dat we recht moeten doen aan de verschillen tussen mensen en dat er geen verkeerd of beter is.
Bloom
Tegelijk zou ik mijn werk niet goed doen als ik het er daarbij zou laten. Want er zijn wel hulpmiddelen voorhanden die recht doen aan die onderlinge verschillen. Wat ik in mijn praktijk het meest behulpzaam vind bij het nadenken over het overdragen van mijn boodschap is de indeling van Bloom. Dat is een cirkel met zes verschillende manieren van kennisverwerking die mensen hanteren. Op internet en in boeken kom je het schema ook wel tegen in de vorm van een boom of piramide, maar dat zijn bewerkingen. Bloom zelf, en ook de wetenschappers die verder onderzoek gedaan hebben naar dit model, gaan uit van de onderlinge gelijkwaardigheid van de zes benaderingen.
Het model heeft als uitgangspunt dat elke nieuwe informatie of elk nadenken over een nieuwe situatie ergens in de cirkel begint. Afhankelijk van iemands karakter, van de context en van iemands mogelijkheden gaan de andere manieren een rol spelen in de kennisverwerking. Het is daarbij niet per definitie zo dat ook alle zes manieren ingezet worden, want dat is weer helemaal afhankelijk van wat iemand ergens mee wil of kan.
Vragen
De toepassing van het model van Bloom, dat wil zeggen van deze zes manieren van kennisverwerking, is dat je in de voorbereiding van je ontmoeting met de groep jezelf zes vragen kunt stellen. Die vragen zijn: wat hoop ik dat een paar deelnemers zullen
1. herkennen, aanwijzen en benoemen (onthouden)?
2. testen, beoordelen en vaststellen (evalueren)?
3. verbeelden, plannen en ontwerpen (creëren)?
4. onderscheiden, samenvoegen en los van elkaar zien (analyseren)?
5. gebruiken en uitvoeren (toepassen)?
6. vergelijken, afleiden en samenvatten (begrijpen)?
In mijn eigen jeugdwerkactiviteiten probeer ik altijd een paar gezichten van kinderen voor ogen te houden wanneer ik met mijn voorbereiding bezig ben. Wat zou Jente hiervan oppakken, of Simon, of Deborah? In mijn verhaal richt ik me dan vanuit een van de zes manieren tot hen, in de hoop dat ik hun recht doe in wie ze zijn.
Media/tips
Zie voor een artikel over de betrouwbaarheid van leermodellen: www.worklearning.com/2006/05/01/people_remember.
Een wetenschappelijke studie naar de bruikbaarheid van de verschillende leermodellen is te vinden in: F. Coffield, D. Moseley, E. Hall, K. Ecclestone, Learning styles and pedagogy in post-16 learning. A systematic and critical review, Londen (Learning and Skills Research Centre), 2004. Zie ook www.leerbeleving.nl/app/uploads/2011/09/learning-styles.pdf.
Een praktisch boek uit het onderwijsveld met ideeën over hoe je verschillende manieren van kennisverwerking aan kunt spreken is: Ingrid Molein, Eef Rombaut, Tine van Severen, De taxonomie van Bloom in de klas. Een inspiratieboek voor de leraar, Antwerpen (Pelckmans Pro), 2019.
Met bijdragen van Martine Versteeg (jeugdwerkadviseur bij het NGK Jeugdwerk) en Anko Oussoren (adviseur bij het Praktijkcentrum).
Paul Smit (NGK) is jeugdwerker en werkzaam bij het Nederlands Gereformeerd Jeugdwerk (NGJ).