Opgebrand

Maurits Oldenhuis | 11 juli 2020
  • Eyeopener

Nee, ik ben stil geworden, ik heb mijn ziel tot rust gebracht. Als een kind op de arm van zijn moeder, als een kind is mijn ziel in mij.
Psalm 131:2

Een opgebrande lucifer. Heel naar als dat met je gebeurt. Een burn-out wordt dat genoemd. Zover wil niemand komen. En wie het heeft meegemaakt, wil er liever nooit meer naar terug. Maar hoe blijf je daar weg?

Dat ga ik natuurlijk niet even in twee pagina’s oplossen. Maar cijfers over burn-out geven te denken. Een op de zeven mensen van de Nederlandse beroepsbevolking heeft ermee te maken. Bij elkaar dus een slordige miljoen mensen. Zoveel mensen dus die zichzelf opeens aantreffen op een punt in hun leven, dat ze zeggen: het lukt me niet meer, ik heb rust nodig; laat het klaar zijn met opgejaagd worden, afgejakkerd en uitgewoond. Waar vind ik rust, rust voor mijn ziel? Ook voor David was dat blijkbaar een vraag. Ik heb rust gevonden, zegt hij in Psalm 131. Als een kind is nu mijn ziel in mij. Mijn ziel, die meest intieme en kwetsbare plek van wie ik zelf ben. Maar het kwam hem niet aanwaaien. Aan de rust van nu ging een wereld van onrust vooraf. ‘Ik heb mijn ziel tot rust gebracht’, zegt David. Hij heeft zich ertoe moeten zetten om de rust te vinden die hij nu ervaart, als een kind bij zijn moeder op schoot.

(beeld designer491/iStock)

(beeld designer491/iStock)

De onrust waarin David leefde, wijt hij niet aan de omstandigheden. Dat was op zich niet vreemd geweest. Jarenlang leidde hij een turbulent, opgejaagd leven als vluchteling voor koning Saul. Toen hij eenmaal koning was, bleef het onrustig, van confrontaties met vijanden tot crises in zijn gezinsleven. Maar dat benoemt hij niet als de onrust die hem in de greep houdt. ‘HEER, niet trots is mijn hart, niet hoogmoedig mijn blik, ik zoek niet wat te groot is voor mij en te hoog gegrepen’, zo begint de psalm. Davids onrust ontstond binnenin hemzelf, in het zoeken naar wat te groot is voor hem en te hoog gegrepen.

Met trots en een gezonde dosis zelfbewustzijn is niets mis. Anders wordt het, als het een soort ongenaakbare trots is, waarmee je jezelf groter maakt dan je bent en uit gaat kijken boven anderen. Trots die je doet zeggen: ik kan het wel alleen, ik heb niemand nodig. ‘Wat te groot is voor mij en te hoog gegrepen.’ In Psalm 139 worden daar de dingen mee bedoeld die zijn voorbehouden aan God. Zaken waar jij je als mens niet mee bezig hoeft te houden: het uitstippelen van je levenspad en het vasthouden van je bestemming als mens. Dat was mijn onrust, zegt David, ik reikte te hoog, hoger dan wat goed voor mij is als mens.

Het godje in mij

Davids wereld is anders dan die van ons en zijn leven niet dat van jou en mij. Maar zo’n negenhonderd jaar voor Christus benoemt hij een aantal patronen waar wij mensen nog steeds in vast kunnen zitten. Patronen waar we opeens oog voor krijgen, nu vanwege het coronavirus onze wereld en samenleving luid knarsend tot stilstand komt. Is het wel zo goed, dat gedraaf en gevlieg van ons? Hoeveel zielenonrust creëren we zelf met onze nadruk op zelfredzaamheid en de illusie dat wij wel ons leven zelf kunnen maken en breken? Maar kijk nu: zoveel hebben wij met elkaar dus niet in de hand. Eigenlijk zijn we super kwetsbaar. Het coronavirus treft velen van ons hard en pijnlijk. Tegelijk is het een blessing in disguise. We staan stil, kijken om ons heen en ontdekken hopelijk: dat godje in mij zal mij niet redden en mij niet de weg wijzen naar mijn echte bestemming. Tijd om het over een andere boeg te gooien.

Buigen

David heeft het over een andere boeg gegooid. Ik stel me voor dat het is gegaan om een proces van langere tijd. Komen tot inzicht vindt nooit plaats in een kort moment. Zeker niet dit proces, waarin je als mens je trots onder ogen ziet en bereid bent om die te gaan afleren. De Engelse predikant Charles Spurgeon schijnt van Psalm 131 gezegd te hebben dat het een van de kortste psalmen is om te lezen, maar een van de langste om te leren. Want Psalm 131 gaat over de weg van meer naar minder, van groot naar klein, van selfsupporting naar hulpbehoevend. Kortom: de weg die je niet wil, een weg die pijn doet.

In het, in mijn ogen mooie, boekje Mindful met Jezus van Philip Troost noemt hij het ‘de weg van leren buigen’. Jezelf klein maken voor God. Ophouden met grote verhalen en misplaatste trots. Die weg doet pijn, maar het is de enige weg die kan leiden tot een waarachtig nieuw begin. Het is namelijk een weg waarin je niet alleen maar iets verliest, maar vooral iets wint. Een nieuw besef van de echte verhoudingen in het leven, een nieuw besef van God. Er is een plek waar ik mezelf niet hoef te overschreeuwen of groter te maken. Een terreurvrije ruimte, waar niemand zomaar naar binnen kan en waar je ontdekt hoe het echt zit: ik ben Gods geliefde kind. Hij, mijn Vader, is als de Moeder voor mij, in wiens veilige omhelzing ik kan zijn wie ik ben. Zonder opgejaagd te worden, mij afgemat te voelen of afgeleid door mijn trots. Gewoon geliefd, wie ik ook ben, wat ik ook doe en waar ik ook heen ga.

Terug naar God

Bijna klinkt dat als moderne psychologie: terug naar het kind in jezelf. Wat mij betreft zie je dat zo. Wellicht dat in de therapieën die wij ondergaan, inzichten worden aangereikt die David in zijn bestaan al ontdekte. In ieder mens, hoe sterk en stoer ook, zit nog dat kleine kind dat geborgenheid en bescherming nodig heeft, een veilige en terreurvrije ruimte waarin het onvoorwaardelijk wordt geliefd. Bij God vind je precies die ruimte. Daarom, zegt David, is nu ‘als een kind mijn ziel in mij’. Jammer dat de NBV een mooi detail heeft weg vertaald. David zegt namelijk letterlijk: Als een gespeend kind is mijn ziel in mij. En dat is wat anders dan de zuigeling op de arm van zijn moeder die op tijd voeding ontvangt. Een gespeend kind is het kind van de borst af en komt dus niet meer bij de moeder om de melk die zij geeft. Nee, het wil gewoon lekker bij mama zijn en genieten van de liefde die zij geeft.

Wij hoeven geen baby’s te worden. Wij zijn vrije, spelende kinderen van God en draaien onze rondjes in onze echte wereld met alles wat die van ons vraagt. Maar je bent steeds weer bij Hem welkom om te voelen wat er echt toe doet en te beseffen hoe het echt zit: ik word geliefd en omhelsd; niets van wat ik doe, voegt daar iets aan toe en niets wat ik niet doe of niet kan, doet daar iets aan af. Is dat de garantie dat je nooit bij die opgebrande lucifer terechtkomt? Was het maar zo. Maar toch, het is wel een weg, een wenkend perspectief, iets om je eigen te maken, gaandeweg en stukje bij beetje. Niet die opgebrande lucifer, wel dat kind bij Moeder op schoot!

Vragen om over na te denken of te praten:

  • Wat zijn, via jezelf of anderen, jouw ervaringen met burn-out?
  • Herken jij dat veel van de onrust in je niet te wijten is aan omstandigheden, maar eerder in jezelf kan zitten? Kun je dat voor jezelf eens invullen?
  • ‘Wij reiken te hoog.’ In hoeverre ben jij het hiermee eens? Hoe zie je dat terug in onze wereld van vandaag?
    Wat lijkt jou moeilijk en mooi aan buigen voor God?
  • Vul dat beeld van dat gespeende kind bij moeder op schoot eens verder in. Past het bij jou? Hoe zou het er voor jou uit kunnen zien?
  • Wat zou jij concreet in jouw patronen kunnen en willen veranderen om bij de opgebrande lucifer vandaan te blijven en uit te komen bij het gespeende kind bij Moeder op schoot?
Over de auteur
Maurits Oldenhuis

Maurits Oldenhuis is predikant van de GKv Bergschenhoek.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief