‘Het evangelie kan echt wel een stootje hebben’
- Achtergrond
- Interview
- Ontmoeting
Hij groeide op in de biblebelt, in een gereformeerde bondsgemeente. Inmiddels is hij lid van de CGK in het grootstedelijke Utrecht. Sinds kort is hij directeur van het nieuwe toerustingscentrum van GKv en NGK. Cors Visser is optimistisch over de toekomst van de kerk: ‘Kerken die als lokale gemeenschap in hun omgeving opereren, zijn voorproefjes van Gods koninkrijk.’
‘Hoever wil je terug op de vraag wie Cors Visser is? Wel, ik ben de man van Hanneke, we hebben twee dochters, we wonen zo’n twintig jaar in Utrecht. Ik ben opgegroeid in Wezep; ons gezin hoorde bij een degelijke gereformeerde bondsgemeente binnen de Hervormde Kerk. Ik heb gelovige ouders die veel met het geloof bezig waren en dat ook wilden uitdragen. Aan die tijd, inclusief het bij die gemeente horen, denk ik terug met een gevoel van: het geloof doet ertoe en staat middenin de samenleving.’
Waarop doel je, in relatie tot de gemeente, met dat laatste?
‘Toen ik later de PKN verliet en ‘afgescheiden’ werd – ik maakte de overstap naar de CGK – merkte ik dat er op dit punt toch verschillen zijn. Binnen de Hervormde Kerk proefde ik: we horen bij de samenleving. We klooien met elkaar maar wat aan, maar we horen er wel bij. Terwijl bij de afgescheidenen meer iets zat van: we doen iets voor de samenleving. Ik merk wel dat er op dit punt binnen de gereformeerde kerken echt sprake is van verandering.’
Die vroegere jaren van jou, je opvoeding, thuissituatie, zit daarin al iets van jouw latere interesse voor wetenschap, het willen snappen van verbanden?
‘Nee, niet echt. Als ik mij die jaren herinner, van drie tot veertien jaar, denk ik meer aan buiten spelen, aan onbezorgdheid. Ik zie mijzelf ook niet als een echte wetenschapper. Op zich kon ik makkelijk meekomen op school en thuis deed ik graag mee aan discussies. Er werd daar veel gediscussieerd, er was echt sprake van een soort wedstrijd: wie heeft de beste argumenten? Ik was dus wel bezig met allerlei vragen, maar niet om alles te willen weten. Ik merkte toen al wel dat ik het plezierig vond om iets op poten te zetten.’
Geen wetenschap dus, maar wel organiseren, waar ligt jouw drijfveer?
‘Wat mij in mijn leven en werk motiveert, is een bede uit het Onze Vader: Uw naam worde geheiligd. Ik zie dat echt als mijn drijfveer: hoe zorg ik, hoe zorgen we er met elkaar voor dat Gods naam geheiligd wordt?’
Dat is geen alledaagse, hoe is die ontstaan?
‘Ik maak eerst een uitstapje naar vroeger. We zijn later als gezin verhuisd van Wezep naar Zeeland, ik was toen veertien. In de kerkelijke gemeente daar, opnieuw een bondsgemeente werd niet heel open over het geloof gesproken. Maar enkele mensen zetten daar een jeugdclub op, voor jongeren uit onze gemeente en uit andere kerken. Op een bepaalde manier zijn die mensen en is die club voor mij heel belangrijk geweest. Ik worstelde namelijk met de vraag: wil ik gaan geloven of niet? Vanaf die tijd ging ik proberen om eerder op te staan voor bijbelstudie en gebed; ik besefte: ja, God is mijn Vader.
Het hele interview lezen? Log hieronder in of neem een gratis proefabonnement om inloggegevens te ontvangen.
Hoe ging het verder?
‘Ik ging studeren, planologie en bestuurskunde. Ik vond dat een leuke combi, met als gedachte: het is iets maatschappelijks. Zo hoopte ik bij te dragen aan het koninkrijk. Aan het eind van de studie kwam de vraag op: wat ga ik doen? Meer richting zending, studentenbeweging IFES of iets anders? Bij dat andere dacht ik bijvoorbeeld aan de politiek, ik was daar altijd al mee bezig. Tegelijk voelde ik, misschien onbewust vanuit die drijfveer: is dat ‘m echt? Is dat voldoende? Ik kwam bij de ChristenUnie terecht als wetenschappelijk medewerker. Het was goed om te doen. Wel kwamen daar weer nieuwe vragen op. Ik noem er twee: ga ik liever niet voor één aandachtsveld in plaats van met allerlei politieke onderwerpen bezig te zijn? En, ik ben nu betrokken bij een kleine, christelijke partij. Heeft dat wel zin? Heeft dat nog wel met geloof te maken of gaat het meer om eigen ideeën van mensen over het geloof? Ofwel, doet het geloof ertoe in de samenleving? De Bijbel zegt: “Aan de vruchten kent men de boom.” Is dat, als het om het leven van orthodoxe protestanten gaat, echt het geval? Zijn die vruchten er wel?’
‘Ik worstelde met de vraag:
wil ik geloven of niet?’
Je vroeg jezelf dus af, in relatie tot je drijfveer, of door dit en ander werk Gods naam geheiligd wordt?
‘Ja, ik aarzelde bijvoorbeeld over het leggen van een link tussen de Bijbel en concrete politieke vraagstukken. Dat wilde ik onderzoeken: heilig je zo Gods naam? Of gaat het, onbedoeld, meer om jouw persoonlijke invulling? Na een aantal CU-jaren ging ik werken voor ForumC, een organisatie rond vragen op het raakvlak van geloof, wetenschap en samenleving. De achterliggende gedachte van die organisatie was: als christenen staan we middenin de samenleving; we zijn een kleine minderheid en hebben niet overal een antwoord op. Hoe gaan we vanuit die positie het gesprek aan met de samenleving? Wat voor ‘goeds’ zit er in de mens en in de samenleving, waardoor een gesprek mogelijk is?’
En met dat gesprek wilde je invulling geven aan ‘uw Naam worde geheiligd’?
‘Ja, op twee manieren. Een: wees als christen geen anti-reclame. Dat ben je zomaar als jij jouw ‘waarheid’ ergens in slingert. Het is beter om na te denken over waar en op welk moment vertel ik wat? Een voorbeeld. Ik heb raadsleden van een christelijke partij weleens geadviseerd om zelf voor te stellen het ambtsgebed in de gemeenteraad te schrappen. Je weet dat daarover regelmatig discussie ontstaat. Vraag jezelf af: wordt zo de naam van God geheiligd? En twee: wees een goede ambassadeur van het koninkrijk. Ik bedoel daarmee: laat iets van Gods bedoelingen met deze wereld zien. Dat kan eenvoudig door, naast aandacht voor medechristenen, er ook te zijn voor mensen in de straat of je wijk, door bij te dragen aan ‘de bloei van de stad’.’
Het klinkt aantrekkelijk: christenen, kom uit je bubbel. Maar is dat niet ook heel lastig? Neem de discussie over de identiteitsverklaring van reformatorische scholen. Zonder dat je daar als christen, als christen-politicus, veel aan kunt doen, zit je in de verdediging, lijkt alles wat jij zegt gek.
‘Ik denk dat het zinvol is als wij als christenen meer onderscheid maken tussen voorrechten en rechten in de publieke samenleving. Neem het ambtsgebed; dat zoiets er kwam, is een voorrecht. Mijn stelling is dan: richt je niet primair op het per se beschermen van voorrechten. Velen doen dat, laten wij dit nu juist niet doen. En dan het bekende artikel 23, over de vrijheid van onderwijs: dit zit ergens tussen een recht en een voorrecht in, maar in de kern is het geen mensenrecht. Natuurlijk zit je ook dan snel in het defensief; we zijn een minderheid, ja. Laten we tegelijk beseffen dat het maar een klein deel van de samenleving is dat zich zo fel tegen christenen keert. Waarom ligt hier toch een probleem? Omdat we te lang dachten: hier hebben we onze mensen in Den Haag voor, die lossen dat op. Maar zo werkt dat niet, of zo werkt dat niet altijd goed genoeg. Het is veel beter om het gesprek over deze lastige dingen eerder te beginnen, in je straat, je wijk, op school, in een regionale krant of op een verjaardagsfeestje waarvoor je ook je buren uitnodigt. En ga dan maar in gesprek: het evangelie kan echt wel een stootje hebben!’
Je promoveerde op het thema ‘In de gunst bij het volk. Evangelicalen, religie en de civil society’. Kun je, gelet op bijbelse gegevens over de positie van christenen in ‘de laatste dagen’ wel spreken over: ‘in de gunst bij het volk’? Komt het ooit zover?
‘Ik denk dat dit inderdaad niet snel zal gebeuren. Tegelijkertijd is het wel een bijbeltekst, in Handelingen, over het leven van de eerste christenen. Ik zeg er iets bij: deze tekst moet geen doel op zich worden. In Handelingen gaat het veel meer om een constatering: ze waren niet bezig om alle verschillen weg te poetsen, nee, ze ‘leefden Christus’, ze volgden Hem na. Daardoor stonden ze in de gunst bij het volk. Een factor hierin is dat zij vanuit een herkenbare groep werkten, de gemeente. Les voor ons is om hetzelfde te doen: houd van de kerk; werk in de kerk; laat zien: dit of dat hoort nu eenmaal bij ons; zo zijn wij: dit is de kerk.’
En dan?
‘Dan wordt zichtbaar dat de kerk een teken is van het koninkrijk van God, zo wordt zijn naam geheiligd. Juist daarom geloof ik in de kracht van sterke geloofsgemeenschappen. Niet allereerst omdat die mij als individu stimuleren om ambassadeur van Christus te zijn, nee, omdat de gemeenschap ook zelf iets is en doet. Zet een kleine voedselbank op die mensen helpt. Vergeet de oude zondagsschool niet, in zijn oorsprong zo waardevol: kinderen van welke herkomst ook leerden er lezen, schrijven, er werden verhalen verteld. En laat maar zien: we wonen in deze wijk en daarin doen wij op een herkenbare manier mee.’
‘Christenen moeten meer onderscheid maken
tussen voorrechten en rechten’
Eerder dit jaar maakte je de overstap naar studentenbeweging IFES, je werkt daar als ‘abt-pionier’ voor stadskloosters. Hoe zit dat?
‘We hebben het verlangen om toe te gaan naar huisvesting in een stad waar zo’n vijftig mensen wonen, onder wie ook niet-christenen. De kern van zo’n ‘klooster’ wordt gevormd door een vijftiental christenen die zich verbinden aan het leven in een klooster, die vormgeven aan gebed, aan samen optrekken. Ik ben enthousiast over het idee: in zo’n leefgemeenschap wordt Gods genade zichtbaar. Mensen zien dat, ze kunnen ervoor kiezen om mee te doen. Dat laatste hoeft niet, maar dan nog zien zij iets van de genade van God.’
Recent werd je, naast ‘abt-pionier’, ook directeur van het nieuwe toerustingscentrum van GKv en NGK. Hoe kwam je tot die stap?
‘Vanwege de missie: het dienen van lokale kerkgemeenschappen, zodat zij meer van Gods koninkrijk laten zien in de samenleving. En ook omdat ik bij IFES in een inhoudelijk-trekkende en niet in een leidinggevende rol zit; ik vond het mooi om ook die rol weer op te pakken.’
En ook deze functie past bij je drijfveer…
‘Ja. Daarbij helpt dat ik niet sceptisch ben over de toekomst voor de Nederlandse orthodoxie. Alleen al in de kerken die als lokale gemeenschap in hun omgeving willen opereren, zit toekomst. Het zijn voorproefjes van Gods koninkrijk. Natuurlijk verschillen de mogelijkheden per plaats. In de ene plaats ben je blij als gelovigen en niet-gelovigen samen aan tafel zitten en soms hun leven delen. Ergens anders zie je dat er al veel activiteiten zijn. Vraag jezelf dan af: zit er iets tussen dat wij als gemeenschap kunnen versterken? Zomaar kan het zijn dat je een van de activiteiten dan als het ware adopteert.’
Nu gaat het hiervoor wel veel over drijfveer en verlangen. Maar heb je ook nog hobby’s?
‘Ik houd erg van sporten en spelletjes. Dan ben ik ook best fanatiek: spelen is leuk, maar het gaat ook om winnen. Zo zit ik af en toe op een racefiets, bijna altijd met mensen die het beter kunnen. Als we een onbekend rondje rijden, kijk ik vooraf op Google Streetview waar de plaatsnaambordjes staan, zodat ik de anderen kan verrassen en nog enige kans heb als we voor dat soort bordjes sprinten.’
Leendert de Jong werkt in de media en is oud-hoofdredacteur van
OnderWeg.