‘Ik weet niet of Mia en ik elkaar in de hemel zullen zien’
- Algemeen
- Ontmoeting
Dominee Dingeman Quant levert momenteel drie gevechten: tegen de rouw, prostaatkanker en leverkanker. De predikant van wie wel gezegd wordt ‘bij trammelant, bel Quant’ leeft in bonustijd. Maar je zult hem niet horen mopperen, zegt hij. ‘Als God mij laat weten dat het mooi geweest is en het tijd is om mijn dienstwerk neer te leggen, zal ik dat in vrede kunnen doen.’
Op het eenpersoonsbed dat in de grote lichte huiskamer staat, ligt een afgemaakte legpuzzel van duizend stukjes. Een legpuzzel en een eenpersoonsbed in de kamer zijn opmerkelijkheden die ik me herinner van een eerder bezoek, drie jaar geleden. Dominee Dingeman Quant (72) was toen net een jaar columnist van OnderWeg. Ik was hoofdredacteur, en omdat we elkaar via ouders en onze kerkelijke historie kennen, bracht ik een koffievisite. Zijn vrouw Mia was erbij en mengde zich bescheiden en prudent in het gesprek. Naast haar stond de telefoon. ‘Als die ging, nam Mia vaak op, eigenlijk gedurende mijn hele predikantschap. Dat hielp mij en ook haar, want zo sprak ze de nodige mensen.’
Rustige nacht
In de morgen van 28 juli 2021 overleed Mia Quant in een hospice. Al jaren was ze chronisch ziek: darmkwaal en spierreuma. ‘Mia had bijna altijd pijn, was dubbel moe maar niet levensbedreigend ziek.’ Drie weken daarvoor werd er eierstokkanker bij haar geconstateerd, kort daarna alvleesklierkanker. ‘Dat hadden we niet aan zien komen.’
Voordat ik naar Houten reed waar Quant woont, zocht ik de mail op die hij een paar uur na haar heengaan stuurde. ‘Ik laat jullie weten dat mijn liefste vanmorgen rond 8 uur naar de Overzijde is gegaan’, schrijft hij. ‘Heel stilletjes en ongemerkt, geheel ‘in haar eigen stijl’. Ze had een rustige nacht gehad.’ Toon en teneur van deze regels typeren ook nu de manier waarop hij over zijn vrouw spreekt en naar haar foto kijkt. Zullen we haar foto bij ons op tafel zetten? stel ik voor als Quant aan het vertellen is over hun innige liefde en verbonden leven. Het gebeurt, en de anderhalf uur die resten, staat Mia erbij.
Hoe houd je het vol zonder Mia?
Zoals vaker tijdens de ontmoeting legt Dingeman een hand voor zijn mond en vullen zijn ogen zich met tranen. Even daarna: ‘Ik weet het niet en ik weet het wel. Mia was mijn maatje, dat woord komt niet uit de lucht vallen. Ze was mijn lieve, trouwe, dappere maatje. Door haar overlijden ben ik meer dan gehalveerd, er blijft weinig van je over hoor. Ik heb me niet radeloos gevoeld, maar wel helemaal ontworteld. Als predikant maak je veel mee aan ellende en verdriet, in gemeenten, gezinnen en bij collega-predikanten. Doordat ik daarnaast in de CGK nog weleens als bemiddelaar betrokken ben bij ernstige conflicten, zou je kunnen zeggen dat ik tegen heel wat bestand ben. Maar Mia verliezen is nergens mee te vergelijken. Ik kon altijd alles bij Mia kwijt en wist dat het veilig was. Ze zei niet zoveel maar als ze wat zei, was het vaak raak en wijs. Je zou van Mia kunnen zeggen: ze was er wel en ze was er niet.’
IJskast
Ondertussen is het bijna anderhalf jaar later en heeft Dingeman weer een abonnement op de Efteling, vertelt hij. ‘Sinds ik kleinkinderen heb, ga ik regelmatig met hen naar de Efteling en dat doe ik ook nu weer, na een pauze door corona en mijn chemokuren.’ Eind september mengde hij zich in een ondubbelzinnig ingezonden in het ND in de ontstane discussie of CGK-classes kerkenraden die inmiddels vrouwelijke ambtsdragers bevestigden, mogen vermanen. Door ingediende revisieverzoeken is de werking van het besluit over vrouw en ambt automatisch opgeschort tot de synode er in 2024 over beslist, schreef hij. Oftewel, de wens en wil van het opgerichte Christelijk Gereformeerd Beraad om kerkenraden te vermanen mogen voorlopig in de ijskast, was zijn boodschap.
Bij ons eerste kop koffie hebben we het over het in de CGK uiterst gevoelige thema ‘vrouw en ambt’. Hij groeide op in die kerken, in het Zeeuwse Zierikzee waar zijn 99-jarige moeder nog steeds lid is. Quant preekte in 140 van de 180 CGK-gemeenten, in 2007 en 2013 loodste hij als praeses de synode door enkele precaire dossiers. ‘Omdat CGK-gemeenten zo verschillend zijn, heeft verwijdering vrijwel altijd op de loer gelegen. Maar nooit eerder lijkt de afstand zo onoverbrugbaar te zijn als nu.’
Dat moet onverteerbaar voor je zijn.
‘Ik ervaar diepe gevoelens van verdriet en zorg over de kerken, vooral omdat een deel ervan op zoek lijkt te zijn naar scheiding. Terwijl ik altijd van mening ben geweest dat bij alle verschillen die er in de CGK zijn, we elkaar goed aanvullen en nodig hebben. Ik loop al jaren mee in het kerkelijk leven, maar zoals de stellingen nu betrokken worden, heb ik nog nauwelijks meegemaakt. Kerkenraden bellen mij op om te vragen hoe ze moeten omgaan met de spanningen rondom het synodebesluit. Nee, dat zijn geen gemeenten aan de behoudende kant, maar samenwerkingsgemeenten of gemeenten die niet achter het besluit staan dat vrouwen geen ambtsdrager kunnen zijn. Hoe handelen we wijs en doen we recht aan de gemeente, vragen ze zich af?’
Op zijn 29e kwam hij met Mia en drie kleine kinderen in de pastorie, in Haarlem. Daarvoor was hij een paar jaar docent Wiskunde geweest. Jaargenoten van de (toen nog) Theologische Hogeschool in Apeldoorn gingen promoveren, hijzelf heeft nooit die behoefte gehad. ‘Al snel kwam ik in het bestuurlijke leven terecht als bestuurder van de Vijverberg in Ede en voorzitter van SGJ. Dat lag mij. Als bestuurder moet je verbinden en dat wil ik graag, ik ben wars van splijting.’
‘Ik ben wars van splijting’
Chemotraject
De telefoon gaat en op een drafje loopt Dingeman Quant erheen. Het drafje dat gemeenten van hem kennen: hij heeft de pas erin, ook op weg naar de preekstoel. Het ziekenhuis belt voor een afspraak voor een hormoonremmende injectie, de zoveelste sinds hij in 2012 de diagnose prostaatkanker kreeg. Het telefoontje brengt het gesprek op zijn gezondheid zoals hij die op deze zonnige ochtend kan taxeren: kwetsbaar maar stabiel. Op de dag dat Mia begraven werd, liep hij met een stok achter de baar, herstellende van een chemotraject vanwege de prostaatkanker. ‘Een halfjaar voor het overlijden van Mia leefde ik in het besef dat zij alleen zou achterblijven en ik naar de hemel zou gaan. Maar het is anders gelopen en daar ben ik dankbaar voor: ik kan beter voor mezelf zorgen dan zij met haar zwakke gezondheid gekund zou hebben. Zo zei Mia het zelf ook op haar sterfbed.’
Hij vertelt over die keer, kort voor het overlijden van Mia, dat hij met zijn kinderen op de begraafplaats was. ‘We gingen een graf uitzoeken, een bescheiden plekje want dat wilde Mia. We maakten een foto van het plekje en ik zei: “Daar komt mama dus over een paar weken te liggen en over een poosje ik ook.” Het flapte er zo uit, maar het raakte mijn dochter diep. “Wij houden je graag nog hier, papa”, zei ze. “Je gaat er maar voor vechten.” Ik heb me toen heel erg geschaamd en gezegd: “Dingeman, je kunt wel alleen aan jezelf denken maar je hebt ook kinderen en kleinkinderen die je graag bij zich houden.”’
Gevechten
Dat er op zijn lever een klein plekje is gevonden, vertelt Dingeman al tijdens ons gesprek. Het is dan begin september, daags ervoor is het op een MRI-scan gezien. Het zal verder onderzocht moeten worden. Hij lijkt er rustig onder: ‘Ik voel dat ik weer ben opgeknapt, maar weet niet hoeveel tijd ik nog heb en daar heb ik volle vrede mee.’
Inmiddels volgden er in het Amsterdam Universitair Medisch Centrum diverse onderzoeken naar het plekje en recent kwam de uitslag: er zit een zelfstandige kwaadaardige tumor in zijn lever. In een rondzendmail schrijft Dingeman begin oktober: ‘Sinds deze uitslag lever ik drie gevechten: tegen de uitgezaaide prostaatkanker, tegen de rouw vanaf 28 juli 2021 en nu dus ook tegen de leverkanker. (…) Het bordje wordt mentaal wel een beetje vol, maar geestelijk blijf ik stabiel en dat is bepaald een wonder.’
Hij komt op de wachtlijst te staan voor een zogeheten TACE-behandeling, waarbij onder andere chemobestrijding wordt ingezet via de bloedvaten die de levertumor bloed geven. Er is sneller een plek dan verwacht, half oktober vindt de behandeling plaats en in november wordt gekeken wat de behandeling opgeleverd heeft. Quant in zijn mail na de TACE-behandeling: ‘Na afloop vertelde de radioloog dat zij “helemaal tevreden” was. Ik kon terug naar de afdeling en moest drieënhalf uur platliggen. Dat kostte me geen enkele moeite: er was veel te overdenken en bovendien was ik er erg moe van geworden. Ook al doe je helemaal niks.’
Als we elkaar spreken, heeft Dingeman Quant de stok om mee te lopen allang niet meer nodig. Zijn haar is weer aangegroeid, hij preekt weer en is her en der betrokken bij kerkelijke aangelegenheden. ‘Toegift, alleen maar toegift’, reageert hij als ik vraag hoe hij dit beleeft. Twee jaar geleden, toen de prostaatkanker weer was opgelaaid, stelde hij zijn rouwkaart op en zette dingen op papier over de rouwdienst. ‘Ik heb de dood in zijn lelijke muil gekeken’, zei ik voorjaar 2021 tegen iemand die vroeg hoe het met me ging.’ Lachend: ‘Op z’n tijd houd ik wel van stevige uitspraken. Maar serieus: ik heb dat gedaan. En wat ik toen nog niet wist, is dat ik een paar maanden daarna door het sterven van Mia de dood op een andere manier in de muil zou kijken. Het heeft mijn aankijken tegen de dood fundamenteel veranderd.’
Hoe dan? Als predikant kom je al veel in aanraking met ziekte en dood.
‘Dat klopt, daarom zul je onder predikanten minder de maakbaarheidsgedachte tegenkomen, alsof we ziekte, gebrokenheid en dood kunnen voorkomen. Maar wat ik persoonlijk ervaar, is dat ik mijn levensgang volledig in Gods hand kan leggen. Ik weet dat ik dit niet ga overleven, of het nu de leverkanker of de prostaatkanker is die mij de das omdoet.’
Versukkeling
De stilte die valt is passend, net als de ontroering af en toe. De predikant van wie wel gezegd wordt ‘bij trammelant, bel Quant’ leeft in bonustijd, accepteert dat en ‘wil niet gaan zitten mopperen als mijn leven wat in de versukkeling raakt.’
‘Door prostaatkanker kun je slechter gaan lopen, ik zal vermoeider worden en bezoekwerk wordt lastig. Ik zal op den duur niet meer kunnen preken. Daartegen wil ik me niet verzetten, maar dat wil ik nemen zoals het komt. Als God mij laat weten dat het mooi geweest is en het tijd is om mijn dienstwerk neer te leggen, zal ik dat in vrede kunnen doen. Voor zover ik het nu kan overzien althans.’
Kan hij dit nu met meer vrijmoedigheid zeggen nu Mia er niet meer is, vraag ik. ‘Ik weet niet of er in de hemel herkenning is en Mia en ik elkaar zullen zien. Nu ik zo naar haar verlang, hoop ik dat natuurlijk wel. Is die herkenning er inderdaad, dan is het herkenning in de Here Jezus, dat staat voor mij vast. En dat mag ook genoeg wezen, toch?’
Esther de Hek is schrijver, schrijftrainer en oud-hoofdredacteur van OnderWeg.