Als God zich verbergt
- Bijbelstudie
- Thema-artikelen
De duisternis van het verdriet overvalt je. Het zet je ruw stil. Het verlamt en je hoort alleen maar de pijnlijke stilte. De stilte is overdonderend. Je voelt je eenzaam, ook al zijn er mensen om je heen. Je vraagt je af: waar is God dan? Je hebt Hem altijd zo dichtbij gevoeld. Het voelde goed. God was erbij.
Tot het bericht komt van de kanker. Van de nare rotziekte die het lichaam afbreekt. Tot je geliefde ineens overlijdt, je beste vriend, je echtgenoot, je broer. Tot je het kindje in je buik niet meer voelt bewegen. De wereld stort in. Je snapt er geen snars van. Je voelt je bedrogen. In de steek gelaten. God, waar bent U dan? Niets. Alleen de nare stilte. Het is alsof God zich verbergt. Weggelopen is. Zich niet met je bemoeit.
De woorden van Psalm 13 zijn als het ware jouw woorden.
‘Hoe lang nog, Heer, zult U mij vergeten,
hoe lang nog verbergt U voor mij uw gelaat?’
(Psalm 13:2, NBV21)
Hoe lang nog verbergt U voor mij uw gelaat? Het voelt of God je heeft laten vallen. Het is of God wegkijkt; het kwaad door de vingers ziet, terwijl jij daarvan de dupe bent.
Lef
De psalmen geven ruimte en woorden aan de klacht. De psalmen 13, 22 en 86 hebben mij geholpen om een gelovige klacht vorm te geven. Duidelijk en zonder schroom schreeuwen de dichters het uit in hun nood. Mijn God, mijn God, waarom hebt U me verlaten? Kom me te hulp, ik ben verzwakt en arm! De psalmdichters laten zien dat ze een adres hebben voor hun klacht. Een adres om in vrijheid hun klacht te uiten. Ze tonen lef om hun klacht te uiten.
Je toont lef als je je klacht uit
Het is opmerkelijk dat veel klaagpsalmen eindigen in een lofzang. Waarom? Het is een belijdenis van Gods grootheid en trouw. Een lofzang of belijdenis aan het eind van de psalm illustreert het vertrouwen en geloof in de Heer. Een uitspraak van vertrouwen in de Heer dat Hij verandering kan brengen.
In psalm 86:7 zegt de dichter: ‘Op een dag waarop ik in de knel zit, roep ik U aan, want U zult me antwoorden.’ Je klacht uitstorten bij God is een geloofsdaad, een geloofsbelijdenis. ‘Heer, bij U kom ik met mijn klacht, want U bent de enige God.’
Dan gaat hij over tot het zingen van dit prachtige loflied:
‘Niemand is als U onder de goden, o Heer, niemand doet wat U doet.
Alle volken, die U gemaakt hebt, zullen komen en zich voor U neerbuigen. Ze zullen de grootheid van uw naam onderstrepen.
Want U bent groot en doet wonderbaarlijke dingen. U bent God, U alleen.’
Geloofsbelijdenis
De klacht is een uiting van geloof in de Heer. Een belijdenis van vertrouwen op Gods grootheid. Klagen is een geloofsdaad. De belijdenis van Gods grootheid is een belijdenis van wie God is en hoe je Hem kent als de God die verandering kan brengen. Het is echter vaak een aangevochten geloof, omdat het geen vaststaand feit is dat God verandering brengt. Er zijn momenten waarop je helemaal niet staat te springen om Gods grootheid te belijden. Vooral omdat je soms het gevoel krijgt dat God er niet is; dat Hij zijn gezicht voor je verbergt. Denk maar aan het slot van Psalm 88. De dichter komt niet verder dan de constatering dat hij zich helemaal alleen voelt. Dat zijn enige vriend de duisternis is. Toch heeft de klacht altijd te maken met geloven. Je roept het namelijk uit tot de Heer, onze levende God. De klacht uiten is al een belijdenis van het vertrouwen dat je kracht en hoop verwacht van Hem.
De klaagpsalmen helpen ons om woorden aan onze klacht te geven. Om te zeggen dat wat je meemaakt niet klopt met hoe je God kent. De klaagpsalmen beschrijven eerlijk hoe de werkelijkheid er soms uit ziet. De klacht neemt geen genoegen met de werkelijkheid. Ze roept om verandering. Om antwoord van de Drie-enige God.
Antwoord
Psalm 22 laat een bijzondere wisselwerking zien tussen geloof en klacht. De dichter roept het uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij?!’ Hij zegt het, omdat zijn situatie niet klopt met wat zijn ouders hem vertelden. Zij vertrouwden op de Heer. Hij heeft geholpen, hen verlost.
Juist omdat het niet klopt, heeft David de vrijmoedigheid om te klagen. Omdat hij verhalen hoort dat God wél een verandering brengt. Omdat hij vroegere ervaringen van Gods nabijheid heeft. David wil er niet aan dat God ver weg is. Hij bidt daarom telkens weer: ‘Wees dan niet ver weg!’ Hij kent zijn God. Hij weet dat Hij zijn ouders uit de nood heeft gered. Hij weet ook dat God hem in liefde aanziet vanaf zijn geboorte. Daarom klampt hij zich aan Hem vast. De verhalen die je hoort over God die redt, je eerdere ervaringen met God, zijn het fundament voor je klacht. Omdat het schuurt, krijg je de behoefte om te roepen: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U me verlaten?’ Je stort je klacht uit bij je Heer. Je kent Hem. Je hoort verhalen over Hem. Hij hoort je stem. Hij bracht verlossing voor je ouders. Dat geeft je vertrouwen. Je ziet Gods trouw als het ware voor je. Je kunt het al proeven en geeft hoop.
Maar wat is dat voor hoop? Is er echt iets veranderd? Als je alleen maar hoopt op je geloof, verandert er dan niets? Is het geloof alleen een verdoving? Een soort ‘paracetamollenbeleid’ van de kerk? Een dosis geloof, een keer per dag bidden en je bent weer bemoedigd.
Nee, zegt de psalmdichter, God geeft antwoord. Zo kent de dichter God. Als Iemand die antwoordt. Die de klacht van de gelovige serieus neemt. Die zijn voorouders heeft gered. Die zijn trouw bewijst van geslacht op geslacht.
Het Nieuwe Testament gaat zelfs verder. God heeft geantwoord in Jezus. Jezus gebruikte deze woorden om aan het kruis zijn Godverlatenheid uit te schreeuwen. In de strijd tegen de zonde en de macht van het kwaad roept Hij het uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij?’ Jezus deelde in ons lijden, Hij nam ons lijden en onze klacht op zich. Zo laat Jezus zien wie God is: een God die ons liefheeft en dichtbij komt om ons te redden. Dat is de basis van ons geloof waardoor we kunnen volhouden. Dat is het evangelie van Jezus.
Hoop
Je kunt daaruit hoop putten, ook al maakt de hoop nu nog geen fysiek verschil in je situatie. De ziekte blijft doorwoekeren in je lichaam. Je moet een geliefde missen. Je nood en vragen worden niet altijd weggenomen. Maar het evangelie biedt perspectief: het zet je klacht in een groter geheel. Je kunt de gebrokenheid van de wereld aan den lijve ervaren. Het lijden van Jezus is een start om de gebrokenheid te herstellen. God heeft ons zijn trouw bewezen. Dat is het fundament waarop wij bouwen. En daarom bidden we om Gods nabijheid. Want God luistert en geeft antwoord. Jezus is Gods antwoord. Daarom kun je tot God roepen: ‘Mijn God, mijn God, waarom verlaat U mij!? U bent toch liefde? Waar bent U toch? Waarom laat U me zitten, laat U zich niet zien? Blijf niet ver weg staan! Ontferm U! Maar ik weet, mijn Verlosser leeft. U heeft geantwoord. U geeft een toekomst vol van hoop. U heeft ons geluk voor ogen. Jezus heeft het ons gebracht.’
Goed adres
Niet voor niets zegt Prediker dat het leven lucht en leegte is, een gejaag naar wind. Hij herinnert ons aan het feit dat het leven tegen kan vallen. En dat we het niet rond kunnen krijgen. Hoeveel onderzoek de mens ook verricht op aarde, er zijn dingen waarvan we geen snars zullen snappen. Het sterven van een kind of een broer/zus. Een oorlog die ineens uitbreekt, met veel geweld en verdriet. Een ongeluk kan het leven op zijn kop zetten en een blijvend litteken veroorzaken op het lichaam en de ziel.
In dergelijke situaties is het ongenadig om te zeggen: niet klagen, maar dragen. Dat doet geen recht aan de lijdende, maar ook niet aan God. Hij geeft ruimte aan de klacht van zijn kinderen.
De klacht in de psalmen geeft woorden aan het lijden van de mens in nood. De klacht nodigt de gelovigen uit om de vragen die ze hebben aan het goede adres te richten. De Heer, de God van Israël, onze Heer, neemt de klacht van zijn kind serieus. Hij geeft ons de ruimte om onze klacht bij Hem neer te leggen.