‘God is altijd groter – dat geeft zoveel ruimte’
- Algemeen
- Ontmoeting
‘Ik moet mezelf steeds weer bij de lurven pakken om dat perspectief te horen en te zien: “Hans, mijn ziel: Loof de Heer!”’
Hoe gebroken, frustrerend en beperkend het leven ook kan voelen, volgens Hans Schaeffer geeft God ‘ruimte om te zijn, vanuit de basis: ik ben al een geliefd kind van God, hoe dan ook. Het is een individuele ervaring waarin het heilige geraakt kan worden, wat ik graag deel met anderen zodat het gezamenlijk wordt.’
Hans Schaeffer is hoogleraar Praktische Theologie aan de Theologische Universiteit Utrecht (TUU). Dat is hard werken, toch wil hij tijd maken voor een gesprek over wat hem drijft; weer even terug naar de basis, de bron – waar al dat harde werken om te doen is.
Wie ben jij?
‘In mijn studententijd was ik veel bezig met die vraag, totdat ik op Dietrich Bonhoeffer stuitte. Hij schrijft in een gedicht: “Wie ben ik? Ik ben een speelbal van mijn eenzame vragen. Wie ik ook ben, Gij kent mij, ik ben van U mijn God.” Ik ben een geliefd kind van God, daarop kom ik steeds weer uit. Daarin ligt mijn identiteit geborgen. Dat geeft een stevige basis en ontspanning, omdat dit betekent dat ik niet steeds mezelf hoef te verzinnen, mezelf hoef te maken, mezelf hoef te bewijzen – ik krijg de ruimte om te zijn. Dat is genoeg. Tijdens mijn studententijd heb ik die ruimte uitgebreid geëxploreerd; de studie theologie was bij uitstek geschikt om grote en existentiële vragen te stellen. Die tijd heeft me sterk gevormd. Heerlijk was dat, acht jaar lang studeren zonder beperkingen door studiefinanciering. Na mijn afstuderen kreeg ik nog de gelegenheid om een jaar lang vrij in Duitsland te studeren, zonder dat ik tentamens en dergelijke hoefde te maken. Dat was fantastisch.’
Hoe zag die ruimte om te zijn er in je jeugd uit?
‘Mijn jeugd speelde zich af in de gereformeerde zuil, maar wel in de volle breedte ervan. Het was niet benauwd; er was thuis een grote intellectuele ruimte. Mijn moeder was docent maatschappijleer en mijn vader docent geschiedenis, we hadden op een gegeven moment wel vier of vijf kranten thuis. Kunst, literatuur en muziek hadden daarin ook een plek, vooral muziek werd mijn taal. Het werd en is mijn manier om mijn gevoel uit te drukken. Ik heb tien jaar lang pianoles gehad en het is met name het improviseren dat ik heb meegenomen in mijn verdere leven: je maakt daarin ruimte om je eigen gevoelstaal te ontdekken, met gebruik van verschillende muziekstijlen. Dat heb ik uitgebreid gedaan toen ik in de evangelisatieband “De Wissel” speelde, onder leiding van Jeroen van der Lek. Het is nog steeds belangrijk voor me, zowel in de kerkdiensten die ik leid als in mijn persoonlijke leven.’
Zegt die voorkeur voor improviseren ook iets over hoe je je leven leeft?
‘Dat denk ik wel. Ik houd van een zekere duidelijkheid en ordening. Maar improviseren is niet helemaal willekeurig, het is vaak gestoeld op een bepaald thema of motief. Een christelijk leven is bij uitstek een improviserend leven, stellen de theologen Samuel Wells en Tom Wright. Dat herken ik wel. Zij zeggen: het thema van het christelijk geloof is gegeven, dat kun je teruglezen in de Bijbel – voor ons komt het er nu op aan om op dat thema te improviseren. Daarin is het christendom uniek. Het daagt uit en geeft ruimte om dat thema recht te doen en tegelijkertijd eigen ‘muziek’ te maken. Die twee kanten vind ik ontzettend leuk. Voor iedereen ziet die ‘muziek’ er anders uit. Ik leef niet met een groot plan waarop ik moet uitkomen, waar ik naartoe werk. Ik ga steeds in op een concrete roeping. Roeping is een groot woord, ik bedoel het niet in de zin van een groot masterplan waar alles en iedereen voor moet wijken. Nee, het is concreet: wat komt er nu op mij af? Ik laat het een beetje gebeuren, de dingen krijgen al doende vorm. Zo koos ik na mijn afstuderen om niet meteen predikant te worden, maar om nog een jaar extra te studeren in Duitsland. Ik ontdekte de liturgie, de Lutherse traditie en de rijkdom die bronnen en traditie te bieden hebben. Daarna werd ik AIO (Assistent In Opleiding red.) en vervolgens predikant in Wageningen – een mooie tijd. Het was hard werken maar prachtig. Mijn vrouw en ik kregen onze dochter. Na acht jaar kreeg ik de vraag of ik wilde terugkomen naar Kampen om me bezig te houden met praktische theologie. Mijn vak was eigenlijk systematische theologie en ethiek. Maar het viel op zijn plek, ook al was de overgang naar Kampen en de nieuwe werkplek pittig. Inmiddels heb ik ook in dit werk weer ruimte gevonden om me vrij te bewegen, om vanuit die vrijheid kerken te ondersteunen in wat het betekent om een geloofsgemeenschap te zijn.’
Waartoe voel je je op dit moment concreet geroepen?
‘Gemeenschap, gezamenlijkheid. De Bijbel verhaalt van een geschiedenis van uiteenvallen, desintegratie, van alleen zijn in eenzaamheid. Daarnaar ben ik al improviserend achter mijn piano naar op zoek: de diepe grondtoon die de eenzaamheid uit het eerdergenoemde gedicht van Bonhoeffer overwint, de grondtoon waardoor je voelt dat je niet alleen bent. Op dit moment voel ik het als mijn roeping om mensen op dat punt bij de les te houden. We staan als kerk en samenleving voor grote uitdagingen en het helpt om die uitdagingen samen aan te gaan. De kerk is verre van volmaakt of ideaal. Dat is mooi aan mijn vak: ik hoef me niet bezig te houden met de idealen van het kerkzijn, maar ik mag me bezighouden met het echte kerk zijn. Met de worstelingen, de modderigheid. Bonhoeffer zegt daarover in zijn Gemeinsames Leben (Leven met elkaar, red.): “Het ergste wat je kunt doen is je ideaal van kerkzijn te willen waarmaken, daarmee word je een dictator die al het echte leven eruit slaat.” De clou is dus om het echte leven serieus te nemen. God neemt dat echte leven zo serieus als maar kan, gaat altijd in op de werkelijkheid zoals die is, gaat aan de slag met dat voortdurende uiteenvallen dat mensen doen. Jezus kwam niet voor ideale, goede en gezonde mensen, Hij kwam voor de gewone echte mensen. In het team van Kerk2030 werken we eraan om concrete gemeenten hiermee te voeden. Dit expertisecentrum Kerkvernieuwing aan de TUU is een prachtige vindplaats van verhalen van hoop en vernieuwing in lokale kerken.’
Jezus kwam voor de gewone, echte mensen
Je zet je in voor een duurzame manier van kerkzijn. Hoe ziet dat eruit?
‘Een plek waar je kunt inademen en uitademen: waarin je leert te innen en te uiten. Het uiten van wat je voelt en wat je beweegt en het innen van dat wat misschien schuurt met wat voor jou goed voelt, maar van belang is voor het geheel of voor de ander. Een plek zonder haast ook; kerkzijn is niet een project dat op een gegeven moment af moet zijn. Het is een plek om trage vragen te stellen, om verhalen te horen over wie God is.
Onze cultuur heeft sinds de Verlichting en zeker vanaf de jaren zestig een grote vrijheidsideologie gepredikt: je moet jezelf verwerkelijken; onafhankelijkheid en autonomie betekenen echte vrijheid. Dat is begrijpelijk vanuit een cultuur waarin de kerk juist onvrij maakte. De keerzijde is dat we dan ook, zoals Sartre zegt, gedoemd zijn om vrij te zijn. Dan moet ik het dus ook alleen doen, zonder iemand om op terug te vallen. Dat is een diepe existentiële angst en afgrondelijkheid waar mensen tegenaan lopen. Het is maar weinigen gegeven om zo existentieel autonoom te leven. Terwijl je denkt vrij te zijn, ben je slaaf van allerlei andere krachten en machten die je niet meer kunt ontmaskeren als je alleen staat. Die vrijheidsideologie is primair een idee. Ondertussen is er ook iets anders, namelijk een gevoel van afhankelijkheid voortkomend uit het leven zelf: ik heb mezelf niet geboren laten worden, het leven is een aaneenschakeling van afhankelijk zijn van anderen. Dat gevoel van afhankelijkheid kan zowel verscheuren – in de vorm van een gevoelde existentiële eenzaamheid – als helen; het gevoel van verbinding. Het is door en door kwetsbaar. Maar juist in die kwetsbaarheid kun je bij de kern van het leven komen, bij echte rijkdom. Mijn collega Jan Martijn Abrahamse, lector aan de Christelijke Hogeschool Ede (CHE), gaat het bij zijn inauguratie in juni hebben over het heilige. Dat is precies waar het hier om gaat en wat duurzaam kerkzijn voor mij inhoudt: dat je in het samenleven en in de kwetsbaarheid die dat met zich meebrengt, stuit op dat heilige, dat wat het de moeite waard maakt om het leven steeds weer aan te gaan.’
Wie is God voor jou?
‘Ik heb niet zulke vastomlijnde beelden bij God. In de verhalen van Jezus en in zijn geschiedenis leer ik God kennen. Dat is voor mij wezenlijk: de intense, bemoedigende betrokkenheid van God op mensen in Jezus, dat is wie God is. Tegelijkertijd is God ook altijd groter, meer en anders. God is een mysterie, we kunnen Hem niet in onze wereld inlijven. Dat beangstigt mij niet, maar geeft mij een enorme ruimte. Omdat ik in Christus weet dat Hij in ieder geval altijd liefde is. Wat God ook meer is, Hij is nooit minder dan liefde – op een manier die rijker, groter en krachtiger is dan ik mij kan voorstellen.’
Ruimte is een rode draad in je verhaal. Hoe kom je steeds weer bij die ruimte te midden van een werkelijkheid vol beperkingen en grenzen?
‘Ik zeg al die mooie dingen over wie God is en hoe ik de ruimte krijg om te zijn – terwijl ik me zo vaak ingeperkt voel en stress en druk ervaar. Toch is die ruimte er, hoe dan ook. Dat is niet iets wat ik moet bevechten of zelf moet verwerkelijken. Maar ik moet wel steeds weer horen dat deze er is. Zoals Psalm 103 begint: ‘Loof de Here mijn ziel en al wat in mij is zijn heilige naam’. Dat is een zelfoproep – hoe gebroken, frustrerend of beperkend het leven ook kan voelen. Ik moet mezelf steeds weer bij de lurven pakken om dat perspectief te horen en te zien. Niet als een bevel, maar als het te binnen brengen van dat wat ik al gekregen heb: “Hans, mijn ziel: Loof de Heer!”’
Hans Schaeffer (1972) is getrouwd en heeft samen met zijn vrouw een dochter. Van 2003 tot 2011 was hij predikant in Wageningen, nu is hij hoogleraar Praktische Theologie en onderzoeksdirecteur aan de Theologische Universiteit Utrecht. Daar ontwikkelt hij met alle onderzoekers nieuwe kennis en inzichten rond het onderzoeksthema Kwetsbaarheid en hoop. Samen met Stefan Paas en Leon van den Broeke leidt hij het Centre for Church and Mission in the West (CCMW) waar onderzoekers vragen rond kerkzijn vandaag bestuderen. Hij is (adjunct-)hoofdredacteur van twee theologische tijdschriften: Ecclesial Practices (Brill) en Handelingen (RUP) en is al jarenlang betrokken bij OnderWeg en haar voorlopers. Hij leidt de Academische Werkplaats van Kerk2030 voor kerkvernieuwing in de praktijk; in september 2024 organiseert Kerk2030 de ‘Kerk sta op’-conferentie waar Hans Schaeffer, Stefan Paas en vele anderen willen uitdelen van het grote verhaal van kerkzijn (www.kerk2030.nl/kerkstaop).
Elze Riemer is godsdienstwetenschapper en journalist.