‘Het geloof is het enige houvast in mijn leven’
- Algemeen
- Ontmoeting
Riek van Dijk (87) kan zich geen leven voorstellen zonder het geloof. Juist nu ze ouder wordt, helpt het haar om los te laten: ‘In het voorjaar ben ik begonnen met het lezen van de Bijbel van begin tot eind. Wat me vooral opvalt, is hoe God steeds alles heeft geleid, dwars door onze puinhopen heen. Dat is een grote troost.’
‘Ik voel me niet oud, behalve als ik iets mankeer. Laatst ben ik buiten gevallen en het herstel aan mijn heup gaat wel erg traag. Maar ik ben vooral dankbaar dat ik nog in dit huis kan wonen, waar zoveel herinneringen zijn’, vertelt Riek wanneer ik mijn verbazing uit over haar hoge leeftijd in combinatie met haar voorkomen. Ze woont nog zelfstandig in het huis in Kampen, waar ze samen met haar man Kees vele jaren heeft doorgebracht. Afgelopen voorjaar is Kees overleden aan de gevolgen van dementie.
‘Ik ben zowat in de kerk geboren’, vertelt Riek. ‘Mijn ouders woonden tegenover de kerk, in het huis van de koster. Mijn vader was organist en samen met mijn moeder koster van de kerk. Als kinderen speelden we vaak in de kerk, terwijl mijn ouders daar aan het werk waren.’
U bent van 1937, een oorlogskind. Hoe heeft de oorlog u gevormd?
‘Ik ben niet echt angstig geweest, misschien was ik te jong om te snappen wat er aan de hand was. In het begin van de oorlog moesten we evacueren via kolenschepen, omdat ze dachten dat de Duitsers eraan kwamen. Daarvan herinner ik me nog wel wat, ook al was ik nog maar drie jaar oud. We zijn toen gestopt bij Hardinxveld, omdat een schip voor ons door de Duitsers tot ontploffing was gebracht. We vonden onderdak bij een ander kostersgezin – heel bijzonder. Uiteindelijk zijn we er maar een week gebleven, omdat ons dorp toch niet in de gevarenzone bleek te liggen. Later in de oorlog hebben mijn ouders een joodse man en vrouw ondergebracht bovenin ons huis en nog wat later een echtpaar in de kerk. Ik heb niet meegekregen hoe spannend en gevaarlijk dat eigenlijk was. Wat dat betreft heeft de oorlog zelf niet zozeer sporen nagelaten, meer wat daarna gebeurde. Mijn vader werd erg ziek; longbloedingen. Hierdoor vielen zijn inkomsten weg, hij kon niet werken. Maandenlang lag hij plat, hij moest uiteindelijk zelfs opnieuw leren lopen. Hij was schilder, maar dat kon hij echt niet meer. Hij begon een manufacturenwinkel, waarbij hij met zijn koopwaar langs de klanten ging. Maar toen werd hij weer ziek en moest naar het sanatorium. Ik was zestien en ben toen gestopt met school om te kunnen helpen, door in zijn plaats de klanten te bezoeken. Eerst op de fiets, door weer en wind. Later ook met de auto. Het was enerzijds een zorgelijk bestaan, maar anderzijds ook heel vrij. Ik was niet gebonden aan mensen die zeiden wat ik moest doen, ik stapte op de fiets en ging gewoon. Zorgelijk, want het was elke keer maar de vraag of er genoeg geld binnenkwam. Dat heeft me wel getekend; ik ben altijd zuinig geweest, dat gaat er ook niet meer uit.’
Dat is nogal een offer dat u bracht, stoppen met school. Hoe hebt u dat ervaren?
Elze Riemer is godsdienstwetenschapper en journalist.