Heilige plaatsen
- Beschouwing
- Thema-artikelen
Heiligheid maakt ons ervan bewust dat niet alle plaatsen gelijk zijn. Er zijn plaatsen die ons ontvankelijker maken, die ons ‘openmaken’ voor iets dat groter is dan onszelf. Je zou dit ‘dunne plekken’ (thin places) kunnen noemen. Plaatsen waar de zichtbare materiële wereld en de onzichtbare immateriële wereld dicht bij elkaar komen en er iets te merken valt van Gods ordenende tegenwoordigheid.
In de Bijbel zijn talloze voorbeelden hoe de ervaring met God zich op specifieke plaatsen laat ‘bemerken’. Een aantal voorbeelden daarvan zijn bijvoorbeeld Betel en Pniël, de brandende braamstruik en later ook Jeruzalem als stad van God. Plaatsen worden ‘heilig’ doordat daar een ontmoeting met God plaatsvond. Deze goddelijke ‘begunstiging’ van een plaats is geen vanzelfsprekendheid en wordt bovendien niet beheerst door mensen. Zo klinkt er de herhaaldelijke waarschuwing dat God niet woont in tempels door ‘mensenhanden gemaakt’ (Handelingen 7:48; 17:24; Hebreeën 9:11-12). Heilige plaatsen ‘bevatten’ God niet, maar komen ons tegemoet in het ontmoeten van God. Ze getuigen dat God ‘onder mensen wil wonen’.
Verhalend
‘Plaats’ blijkt een relationele categorie: een plaats maakt ontmoeting mogelijk. Door deze ontmoetingen wordt een plaats gevuld met specifieke betekenis. Oudtestamenticus Walter Brueggemann spreekt daarom van ‘verhalende plaatsen’ (storied places): plekken en ruimtes kunnen zo tot ons spreken dat we Gods tegenwoordigheid bemerken. Uiteindelijk is ook de Bijbel zelf een ‘plaats’ waar God zich laat ontmoeten. Charles Spurgeon vergelijkt de Bijbel met de brandende braamstruik waarin Mozes Gods tegenwoordigheid op het spoor kwam: ‘God verschijnt in de woorden, zodat we ons voelen als Mozes toen hij zijn schoeisel van zijn voeten deed, omdat de plek waarop hij stond heilige grond was.’ In de bundel Zoeken naar de dingen die boven zijn reflecteert Kees van Ekris op zijn ervaringen met de podcast Dit dus, waarin hij met diverse mensen in gesprek gaat. Bewust lieten de makers de opnamen plaatsvinden in een oude kerk: ‘We bouwden een kleine studio in meestal een oude kerk en hoopten dat de atmosferische kracht van die traditie en architectuur het gesprek zou omgeven.’ De deelnemers maakten daarover vaak opmerkingen. Ze merken soms op dat ze ‘de kracht van het gebouw’ voelden. Voorafgaande aan ieder gesprek was er even iets van ontzag voor de vergeten magie van een kerkgebouw onder hen.