Geef duurzaam verdriet een plek in de gemeente

Pieter Kleingeld | 30 mei 2015
  • Opinie
  • Thema-artikelen

Het verlies van een kindje is een verdriet dat mensen hun hele leven meedragen, vaak onzichtbaar voor hun broeders en zusters in de gemeente. Het zou goed zijn wanneer we ons dat bewuster worden en het een plek geven in onze gemeenten.

Dit komt best vaak voor. Dat heb ik de afgelopen jaren meerdere malen gedacht. Ik ontmoet regelmatig mensen die een kindje hebben verloren. In de NGK Maassluis, mijn vorige gemeente, maar ook nu weer in de NGK Oegstgeest, mijn huidige gemeente.

In honderd jaar tijd is de zuigelingensterfte met een factor twintig afgenomen en de perinatale sterfte met een factor tien. Dat is iets om erg dankbaar voor te zijn. (beeld X. Compagnion/Pixabay.com)

In honderd jaar tijd is de zuigelingensterfte met een factor twintig afgenomen en de perinatale sterfte met een factor tien. Dat is iets om erg dankbaar voor te zijn. (beeld X. Compagnion/Pixabay.com)

Weten andere mensen wel hoe vaak dit gebeurt? Of leven ze met het idee dat kindersterfte iets is wat alleen in Afrika voorkomt? Zou het niet goed zijn wanneer we ons af en toe bewust zijn dat er om ons heen mensen zitten die dit is overkomen? En zou het niet goed zijn wanneer we beter beseffen dat het verliezen van een kindje een verdriet is dat je je leven lang met je meedraagt?

Er valt hierbij veel te leren van de ervaringen van mensen. Meer dan van adviezen en reflectie. Vandaar ook dat er op de vorige pagina’s ruim aandacht was voor de persoonlijke verhalen van betrokkenen.

In dit laatste thema-artikel volgt dan toch nog wat reflectie. Ik doe dat met enige aarzeling, want het is een teer en gevoelig onderwerp. Ook besef ik dat bij de mensen die ik zelf ontmoet heb het verdriet niet meer rauw is.

Statistieken

Allereerst dit: komt kindersterfte echt nog vaak voor of is dat slechts mijn gevoel? Hiervoor heb ik gekeken naar cijfers van het CBS (zie kader).

In honderd jaar tijd is de zuigelingensterfte met een factor twintig afgenomen en de perinatale sterfte met een factor tien. Dat is iets om erg dankbaar voor te zijn. Maar per 1.000 kinderen overlijden er nog steeds ruim 8 kinderen voor hun eerste levensjaar (de perinatale sterfte plus de zuigelingensterfte). In 1970, nog niet zo lang geleden, lag dit aantal overigens nog viermaal zo hoog (30 op de 1.000) en voor onze gemeenteleden die moeders en vaders waren in de jaren vijftig is de kans nog veel groter dat hun kinderen voor het eerste levensjaar zijn gestorven: 60 van de 1.000.

Er valt nog meer te zeggen. In de jaren vijftig kreeg een vrouw gemiddeld drie kinderen. Omdat in die tijd 6 procent van de kinderen voor het eerste levensjaar overleed, had een vrouw met drie kinderen 18 procent kans dat één van haar kinderen dit zou overkomen. Dat komt neer op één op de vijf gezinnen uit die tijd. Voor gezinnen vanaf het jaar 2000 is dat percentage gedaald naar ruim 2 procent.

Kader CBSNu zijn statistieken altijd lastig om vast te stellen en te interpreteren. De 18 procent moet bijvoorbeeld eigenlijk 16,9 procent zijn (voor de wiskundigen onder ons: 1 – 0,94^3). En een kleine zoektocht levert bijvoorbeeld een andere instantie op, de Stichting Prenatale Registratie Nederland, die net weer wat andere cijfers heeft over bijna (!) dezelfde gegevens als het CBS. Bovendien heb ik in mijn berekening sommige factoren niet meegenomen.

Dit is echter wel duidelijk: kinderen worden geboren in gezinnen en veel gezinnen bestaan uit meerdere kinderen. Dat verhoogt de kans dat een gezin meemaakt dat een kindje voor het eerste jaar overlijdt. Wanneer we daarbij over een gezin praten, dan praten we over moeders, vaders, broertjes, zusjes. En nog een stap verder: grootouders, broers en zussen van de ouders, goede vrienden. Kijk nu nog eens naar de gemeente waar u lid van bent. Uit hoeveel gezinnen bestaat uw gemeente? Uit hoeveel families? Wat betekent dat?

Duurzaam verdriet

Wanneer een kindje overlijdt, is dat erg zichtbaar voor omstanders. Zeker als het kindje wat langer geleefd heeft en bijvoorbeeld gedoopt is. Maar zoiets verandert al snel. Wie ziet na twee, na vijf, na twintig jaar nog dat je een kindje hebt verloren?

Anders dan bij andere moeilijkheden in ons leven is dit verdriet vaak onzichtbaar. Is iemand ongewild alleengaand of ongewenst kinderloos, dan is dat voor de meeste mensen makkelijk te observeren. Maar dit niet. Hooguit wanneer je bij mensen op bezoek komt, een geboortekaartje in een lijstje ziet hangen en denkt: wie zou dat zijn? Dit maakt dat het verdriet veel mensen ontgaat.

Onze voorvaders in het geloof bemoedigden: twijfel niet, jouw kindje is veilig. (beeld Ana_J/Pixabay.com)

Onze voorvaders in het geloof bemoedigden: twijfel niet, jouw kindje is veilig. (beeld Ana_J/Pixabay.com)

Het lastige is ook dat we in ons gemeenteleven weinig logische momenten kennen om duurzaam verdriet ter sprake te brengen. Om iets te vieren zijn er vanzelfsprekende gelegenheden – doopdiensten, trouwdiensten – maar wat is nu een goede aanleiding om ongewilde kinderloosheid te benoemen? Of het gegeven dat mensen ongewenst alleengaand zijn?

Het gaat dan niet zozeer om gebeurtenissen, maar om duurzaam verdriet. Net als bij het verlies van een kind. Het overlijden is een moment, maar vervolgens dragen mensen dat hun hele leven mee en blijft het hun leven vaak ook beïnvloeden. Juist ook omdat sterven onomkeerbaar is. Je kunt niet terug in de tijd naar het moment ervoor. Je kunt het verleden niet veranderen door iets in het nu.

Misschien is het niet zo gek om af en toe in onze kerkdiensten ruimte te geven aan duurzaam verdriet en dat voor Gods aangezicht te brengen.

Waarom

Ieder mens heeft zijn eigen manier om met verdriet om te gaan. Natuurlijk zijn er patronen en overeenkomsten, maar van tevoren weet je niet welk patroon jouw verdriet of het verdriet van een ander gaat volgen. Daarom roept het verlies van een kind bijna altijd grote spanningen op; in mensen zelf, tussen partners, met kinderen en met de verdere omgeving.

Dezelfde vragen kunnen hierdoor ook heel verschillend bedoeld worden. ‘Waarom?’ kan een vraag zijn naar een medische verklaring. ‘Waarom?’ kan ook een vraag zijn naar hoe God dit kon toestaan.

‘Waarom’ kan ook nog een andere betekenis hebben. Jezus riep aan het kruis uit: ‘Mijn God, mijn God, waarom hebt U mij verlaten?’ Dat was geen vraag naar een verklaring. Een discipel die op dat moment zou verwijzen naar Jesaja 53 of Jezus’ eerdere uitspraken dat Hij toch moest lijden, zou de plank volledig misslaan. Een situatie verklaren maakt die situatie nog niet handelbaar of te rechtvaardigen, laat staan goed. Verklaringen kunnen ontaarden in verdedigingen. Dat is de valkuil waarin de vrienden van Job vielen. Jezus’ waarom was echter een uitroep van diepe verlatenheid en intens verlangen naar aanwezigheid.

Alle drie de manieren om het waarom uit te leggen hebben hun plaats, maar het is mijn indruk dat die laatste interpretatie van het waarom – een uiting van eenzaamheid en verdriet en een verlangen naar aanwezigheid – zeker niet mag ontbreken.

Het lastige is dat we in ons gemeenteleven weinig logische momenten kennen om duurzaam verdriet ter sprake te brengen

Hierin werd ik bevestigd door een gemeentelid dat iets anders maar ook ingrijpends meemaakte. Ze zei dit: ‘Ik heb ontdekt dat het helemaal niet uitmaakt wat mensen op een kaartje zetten. Het feit dat ze aan me denken en een kaart sturen is al goed.’ Net zo kan een klopje op een schouder of een blik veel betekenen. Aanwezigheid is bemoedigend.

De Dordtse Leerregels, die (terecht of onterecht) niet echt bekendstaan als erg pastoraal, kiezen als het hierover gaat juist wel een pastorale insteek: ‘Over de wil van God kunnen wij ons alleen uitspreken op grond van zijn eigen Woord. Dit verzekert ons ervan dat de kinderen van de gelovigen heilig zijn, niet van nature, maar uit kracht van het genadeverbond, waartoe zij met hun ouders behoren. Daarom moeten godvrezende ouders niet twijfelen aan de uitverkiezing en het behoud van hun kinderen die God zeer jong uit dit leven wegneemt.’

Ik weet niet of veel ouders twijfelen aan de verkiezing van hun kind en of ze dat zo verwoorden, maar dit is ongetwijfeld wel zo geweest. Onze voorvaders in het geloof bemoedigden: twijfel niet, jouw kindje is veilig.

Bemoediging

Ik besef: mijn ontmoetingen met ouders die een kindje hebben verloren zijn niet representatief. Ik heb alleen mensen ontmoet en gesproken binnen de kring van de gemeente. Er zijn ook mensen die hun geloof hebben verloren of bij wie het geloof nog slechts aan een zijden draadje hangt. Dus hoe representatief zijn de ervaringsverhalen in dit nummer?

Misschien zijn deze portretjes echter niet bedoeld om representatief te zijn, maar dienen ze als bemoediging: gewone mensen die samen in geloof hebben geleerd om verder te leven. Mensen die vreugde hebben hervonden in hun leven, zonder hun verdriet te bagatelliseren. Mensen die hebben leren omgaan met gaten in hun leven.

Die bemoediging kent ook een andere kant: gewone mensen die het anders verging, die andere wegen insloegen of die op andere paden terechtkwamen. Maar ik hoop dat de bemoedigende verhalen dit blijven: een hart onder de riem van mensen met dit verdriet.

Over de auteur
Pieter Kleingeld

Pieter Kleingeld is predikant van de NGK Oegstgeest en redacteur van OnderWeg.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief