Arie de Rover: ‘Genade is relationeel’

Leendert de Jong | 15 april 2017
  • Interview
  • Thema-artikelen

Genade. Een kernwoord in het christelijk geloof. Het komt al vroeg in de Bijbel voor, bij Noach, die genade vindt in de ogen van de Heer. Tegelijk kan zo’n kernwoord zomaar z’n waarde verliezen: omdat het zo bekend is, omdat het gewoon geworden is, waardoor de echte, diepe betekenis wegzakt. Je bent je daar niet meer zo van bewust. Enkele jaren geleden schreef Arie de Rover Leven na de genadeklap. OnderWeg praat met hem.

Wat is genade voor jou?
‘De genade van God, waardoor ik weet dat ik vrij ben, geeft mijn bestaan betekenis en zekerheid. Ik wil mij elke dag uitsluitend baseren op zijn genade voor mij. Daar begin ik een dag mee en daar eindig ik een dag mee. Het zou ook niet anders kunnen: ik weet namelijk dat er andere dingen zijn die mij zomaar weer van God wegtrekken. Bovendien: ik kán niet anders, want waar zou ik het anders moeten zoeken? Er is in mijn leven geen financiële zekerheid meer, ik heb ook geen opleiding genoten voor het werk dat ik doe, dus ja…’

Waarom zeg je dit zo krachtig? Is het wéten dat God genadig is, dat Hij er echt voor jou is, al niet heel belangrijk?
‘Daar heb ik weinig aan. Dan wordt of blijft genade zomaar een theorie. Ik werk graag met voorbeelden of metaforen. Vergelijk dit eens met een kookboek dat je krijgt om te lezen tegen de honger. Dat helpt van geen kanten. Pas als voedsel er werkelijk is, heb je ook iets aan een kookboek. Terug naar genade: je moet diepgaand ervaren dat je genade nodig hebt. Voor mij geldt dat dit zo is. En ik wil ook niet anders. Al mijn “afgodjes” zijn weg: geld, kennis, carrière, alles.’

Welke middelen helpen jou, en kunnen anderen helpen, om die gerichtheid op God zo te ervaren?
‘Je vraag klinkt voor mij als: “Arie, je loopt in de woestijn. Je hebt een waterzak op je rug. En de vraag is: hoe leer je de discipline om regelmatig te drinken?”’

Nee, ik bedoelde: jij, kind van God, loopt in de woestijn, met een rugzak op. In de verte zie je een oase. De vraag is: welke middelen helpen jou om je op dat water te focussen zodat je daar komt?
‘Het mooie is: ik heb God ontdekt als iemand die door zijn genade (dat water) altijd bij je is. In die zak zit dus nu al het levende water, zijn genade. En dan zijn er zeker hulpmiddelen, zoals stille tijd en Bijbellezen, die helpen bij het drinken uit de waterzak. Maar tegelijk is het oppassen geblazen dat zulke hulpmiddelen niet verworden tot verplichte doedingetjes.’

‘Straks, bij het oordeel, word je
alleen nog maar inniger omhelsd’

Hiervoor maakten we het woord ‘genade’ al aardig breed. Terwijl de eerste associatie voor christenen toch vooral zal zijn: genade is vrijspraak.
‘Waar ben je vrij van dan?’

Van zonde, van straf.
‘En wat schiet je daarmee op? Dat je zalig wordt, na je sterven? Maar je vraag is wel terecht, hier zit een punt: kerken zitten, helaas, vol met mensen die geloven voor straks – dan wordt het goed. Maar genade is veel meer. Genade is geen juridisch ding, genade is relationeel: je krijgt nu al een Vaderhart. Dáár is Jezus voor gekomen.’

Zoals verteld in de gelijkenis van de verloren zoon.
‘Ja, dat verhaal omvat feitelijk het hele evangelie, waarin je ook de twee Engelse woorden voor genade terugziet: mercy en grace. Eigenlijk hebben wij daar geen goede Nederlandse woorden voor; vrijspraak en barmhartigheid komen er nog het dichtstbij. Zelf ben ik vooral opgevoed met vrijspraak: de rechter spreekt je in het eindoordeel vrij. Nu zeg ik: het oordeel is allang uitgesproken. Ik ben al vrij. En straks, bij het oordeel, word je alleen nog maar inniger omhelsd.’

Eerder sprak je over ‘afgodjes’. Wat bedoel je daar precies mee?
‘Dat zijn de tastbare, geschapen dingen in het dagelijkse leven die zomaar, als je niet oppast, de genade van God vervangen of zelfs in de plaats van God komen. Ergens zie je die terug in Romeinen 1, waar Paulus het heeft over mensen die “beweren vrij te zijn maar de majesteit van God hebben ingeruild voor beelden”. Zulke beelden bedoel ik. Geld bijvoorbeeld. Natuurlijk moet iedereen daarmee omgaan en er zorg voor dragen. Geld zelf is niet immoreel. Maar het wordt een afgod of beeld als jij daar je zekerheid in zoekt.’

Terwijl, zeg je, die zekerheid bij God moet liggen.
‘Ja. En dan niet – en hier ligt voor mij de kern – primair als uiting van gedrag, zo van: zorg dat jij je gedraagt als iemand die zijn zekerheid bij God zoekt. Nee, zonde is niet primair een gedragsprobleem, maar een identiteitsprobleem, een geestelijk probleem. Je ziet dit al in Genesis. Adam had alle dieren een naam mogen geven, naar hun aard. Met geen van die dieren kon hij zich identificeren, hij voelde zich eenzaam. Daarom gaf God hem Eva. Dan komt de zondeval. De slang zegt tegen Eva: “Je kunt zelf God worden, je kunt als God worden.” Hier heb je al die identiteit: zelf God willen worden, een hogere onafhankelijke status verwerven. En dat identiteitspunt zie je ook daarna, als God Adam rekenschap vraagt. God zegt dan tegen Adam: “Jij hebt naar je vrouw geluisterd.” In feite betekent dit dat Adam de vrouw, zijn geschenk van God, belangrijker had gemaakt dan God zelf. Een relationeel probleem dus, en dát is zonde. Vandaar dat ik aan mensen steeds de vraag stel: “Is God voor jou al de enige bron van jouw identiteit, van jouw geest?”’

‘Soms denk ik: wie ben ik als ik
opeens en opnieuw alles kwijtraak?’

Deze OnderWeg gaat over ‘genade genoeg?!’, met ook aandacht voor de Reformatie en voor Luther, die worstelde met de vraag: hoe ben ik rechtvaardig voor God? Is er een link tussen toen en nu?
‘Mensen bouwden toen hun zekerheid op bijvoorbeeld de aflaat. Iets dergelijks komt ook nu voor. Dat jij je zekerheid bouwt op het “juiste” standpunt over bijvoorbeeld de doop. Natuurlijk is er niets mis met een goed zicht op de waarde en de betekenis van de doop. Maar laat dat zicht niet je alles zijn, net zo min als je maatschappelijke status of een andere hedendaagse “afgod” je zekerheid kan of mag zijn. In feite ligt hier de link tussen toen en nu, tussen het opvolgen van wettische dingen én het opgaan in status. Die link is dat onze grootste afgod de moraliteit is, dat ik mijn zekerheid zoek op moreel of op gedragsniveau: volg ik op een goede manier de regels die er zijn? Terwijl de wet van God een liefdeswet is, niet primair een gedragswet.’

Even door op dit laatste: als dit gemeengoed wordt, verandert er veel. Bij mensen, in kerken…
‘Ja, dan heerst de liefde. Dan is er ruimte voor de eerlijke waarheid. En wat zullen er dan verhalen loskomen. Die hoor ik nu al tijdens spreekbeurten in het land. Al vooraf weet je dat die verhalen ook pijn zullen doen. Maar laat ze ook in kerken maar komen: Gods genade is er groot genoeg voor.’

Jij hoort verhalen in het land. Soms lees je die ook in kranten of magazines. Philip Troost, therapeut en dominee, zei recent: ‘Pas nu, na 50 jaar, ben ik wakker geroepen uit hoe ik dacht christen te moeten zijn, met een heel systeem. Nu zegt God: mijn liefde en genade zijn genoeg voor jou.’
‘Ja, dit ontroert mij. Toen ik het las, moest ik denken aan de recent uitgekomen film Silence, over priesters die in Japan het evangelie brengen. Ze worden vervolgd en opgepakt, net als hun volgelingen. De overheid martelt vervolgens niet de priesters, maar de volgelingen; de priesters moeten toekijken. Zij kunnen de marteling laten stoppen als zij Jezus verloochenen. Op een gegeven moment is de priester die hoofdrolspeler is aan de beurt. Hij wil niet de stap naar verloochening zetten. Dan hoort hij de stem van Jezus: “Doe maar wel. Hier ben Ik voor gekomen. Verloochen Mij, zodat zij vrijkomen.” Ik vertaal dit naar nu: genade, van God, bevrijdt jou van elke illusie dat het van jou afhangt. Jij hoeft op geen enkele manier je best te doen.’

Nog een tekst in dit verband. Theologe en schrijfster Eline de Boo zei in een recent interview: ‘Opnieuw moest ik leren en ontdekken: wat ik niet ben, is Hij.’
‘Inderdaad: je hebt het nooit in je broekzak, leven uit genade. Ik evenmin. Soms denk ik: wie ben ik als ik opeens en opnieuw alles kwijtraak? Wie ben ik als ik bijvoorbeeld mijn stembanden – zo essentieel voor het spreken – kwijtraak? Ik heb vooraf geen enkele garantie dat ik dan bij God blijf. Maar één ding weet ik: als ik straks voor de Heer sta, kan ik niet veel anders dan zeggen: “Ik heb op aarde niet eens echt geloofd.” Dan zal God zeggen: “En toch gaf Ik het geloof aan jou; wat mensen doen, is maar kruimelwerk.”’

Tot slot ook voor jou de vraag: wat is jouw identiteit?
‘Mijn identiteit is dat ik kind van God ben. Natuurlijk ben ik veel meer: echtgenoot, vader, spreker, kostwinner en noem maar op. Maar de eerste identiteit is: ik ben op grond van zijn genade kind van God. Pas daarna, in een soort rangorde, komen al die andere elementen van wie ik ben. En die worden bepaald door en zij richten zich op die eerste identiteit: ik ben kind van God. Bij Hem ben ik veilig. Hij zorgt voor mij.’

030810 Interview Arie de Rover_2Arie de Rover is spreker, schrijver en coach. In 2012 verscheen zijn boek Leven na de genadeklap, over hoe hij een tiental jaren ervoor een klap moest meemaken om uit overgave en genade te gaan leven. Voor die omwenteling werkte De Rover in het bedrijfsleven. Arie de Rover is lid van de GKv Hardinxveld-Giessendam. Recent kreeg hij preekconsent om in diensten van zijn eigen gemeente voor te gaan.

Over de auteur
Leendert de Jong

Leendert de Jong werkt in de media en is oud-hoofdredacteur van
OnderWeg.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief