Genade alleen is niet genoeg

Wolter Huttinga | 15 april 2017
  • Opinie
  • Thema-artikelen

Genade is wat mij betreft een etherisch goedje. Het verdampt op miraculeuze wijze als je je blik erop begint te richten. Je kunt er geen systeem op bouwen, laat staan een kerk. Genade is de olie die de kerk draaiende houdt, de zuurstof die haar laat ademen, het licht dat het duister steeds weer kan verdrijven. Maar het is een vluchtig goedje. Een instabiel element. Niet te vangen in een kerk, niet in een systeem te persen, niet dogmatisch te verankeren. Kortom, tricky spul. Maar we zullen het avontuur moeten wagen om ervan te leven.

Genade is de olie die de kerk draaiende houdt. Maar het is een etherisch goedje. Niet te vangen in een kerk, niet in een systeem te persen, niet dogmatisch te verankeren. (beeld apichart sripa/Shutterstock)

Genade is de olie die de kerk draaiende houdt. Maar het is een etherisch goedje. Niet te vangen in een kerk, niet in een systeem te persen, niet dogmatisch te verankeren. (beeld apichart sripa/Shutterstock)

Sola gratia. Het was voor Luther de zonnestraal die doorbrak door een donker wolkendek van vertwijfeling en zelfgerichtheid. Het is een ontdekking die iedere christen te maken heeft: het hangt dus écht niet van mij af! Opengebroken worden.

Ga maar eens zitten met gebalde vuisten en een verkrampt en gekromd lichaam. Je ademt alleen nog kort en oppervlakkig. Dan ga je open. Je ademt weer ruimer, je gezicht kijkt weer omhoog. Open je handen naar boven toe. Je staat weer in het leven met de energie van een kind, verwachtingsvol, hoopvol, gericht op de ander. Dat is de ervaring van genade: weer opengaan, weer durven ontvangen. Weer relaties durven aangaan. God weer laten werken in jou, in plaats van zelf alles voor elkaar te willen boksen.

Maar is het geschikt als pijler en fundament van de kerk? Ik vind het altijd veelzeggend dat we in verband met de Reformatie over drie of ook wel vijf ‘sola’s’ spreken. Het kerndrietal bestaat uit sola fide, sola gratia en sola scriptura (alleen door geloof, alleen door genade en de Schrift alleen), veelal aangevuld met solus Christus (alleen Christus) en soli deo gloria (alleen tot eer van God). Het zegt wel iets over het elan van de Reformatie. Er vindt een soort concentratie plaats. Geen tierelantijnen meer, geen overbodige ballast, maar terug naar de christelijke kern.

Toch is het natuurlijk apart dat één sola niet genoeg is. Dat we er vijf nodig hebben om het verhaal van de Reformatie te vertellen holt het begrip sola (alleen) aardig uit. Blijkbaar is genade alleen dus niet genoeg. Net zoals alleen de Schrift nog geen kerk oplevert. Net zoals alleen geloof nog geen geloofsleven oplevert. Christelijk leven is leven in een verhaal met verschillende focuspunten. Dat genade een rode draad in de christelijke plot is, zal ik niet ontkennen. Maar er is meer nodig. Net zoals alleen een goed idee nog geen boek oplevert en net zoals alleen inspiratie nog geen kunstwerk oplevert.

En nu ga ik iets geks zeggen. Iets nogal onreformatorisch wellicht: er moet ook gewerkt worden. Er moet ook gezweet worden. Discipline en volhouden om het goede te doen. Sterker nog: ik denk dat ‘werkheiligheid’ een onvermijdelijke staat is waarin ons leven zich bevindt. Ik denk niet dat er een ‘staat van genade is’ die blijvend en duurzaam is. Anders was het volgens mij geen genade. Excuus hoor, voor dit onpopulaire gepraat. Ik zeg het ook allemaal niet als aanbeveling, maar meer als beschrijving van de realiteit. Laat ik het even wat verder uitwerken.

Taaiheid

Soms wordt onderscheid gemaakt tussen het profetische en het priesterlijke als twee kanten van het geloof. Aan de ene kant heb je de inspiratie, het vuur, de donderende goddelijke openbaring, het geniale. Aan de andere kant heb je de gestage, trouwe orde, dagelijkse gewoonten en rituelen. Ik hoef bijna niet uit te leggen dat de eerste kant het meest populair is.

Ik had ooit als dubieuze hobby dat ik graag in memoriams van overleden predikanten las. Als daar werd gezegd dat ‘hij dan wel geen profeet was, maar wel een trouwe priester in de tent des Heren’, dan wist je genoeg. Saaie preken. Ging weinig van uit.

Dat we er vijf nodig hebben om het verhaal van de Reformatie te vertellen holt het begrip sola aardig uit

Het profetische geniet onze voorkeur. We willen groots en meeslepend geloven en niet leunen op de saaiheid van de gewoonte. En laat genade nu passen in het vakje van het profetische. Om genade hangt de sfeer van de ontdekking, het goddelijke inzicht. Genade bevrijdt ons toch van de priesterlijke werkheiligheid, het dagelijkse offer in de tempel? Toch wil ik het hier graag opnemen voor de saaiheid en de taaiheid van de gewoonte. Als ons geloof afhangt van de inval, het inzicht, de juiste blik waardoor de dingen op hun plaats vallen, dan zal het onvermijdelijk verdampen.

Ik ben sinds enkele jaren gecharmeerd van de kloosterordes en hun spirituele traditie. De kern van het monnikenleven kun je gerust omschrijven als genade. Bedenk maar: je geeft al je aardse bezit op om je toe te leggen op God. Alles waar mensen veelal hun hele leven op bouwen – bezit, individualiteit, imago – leg je af. Dan word je echt teruggeworpen op genade. Want wat blijft er nog over als je alles wegsnoeit? God? Maar wat als het oorverdovend stil blijft (en geloof me, dat blijft het)?

Als je kijkt hoe het monnikenleven eruitziet, dan zie je een leven dat in optima forma priesterlijk is. Hard werken op het ritme van de gebedsklokken. Iedere week dezelfde teksten en formules reciteren. Het is een molen van gewoonte en vast ritueel. Je ziel is een steentje dat juist in die molen geschaafd en gevormd wordt. Genade heeft werken nodig om te kunnen bestaan. Zonder de taaiheid van de gewoonte is er niet de frisheid van de genade. Geloofsleven, dat is een flink bord pap met een paar krenten erin. De krenten in de pap, dat is de genade. Je leeft je leven in het vertrouwen dat die krenten wel weer zullen komen. Maar krenten zonder pap, daar kun je niet van groeien.

Muur

Maar het is nog erger. Ik denk dat genade noodzakelijk niet het fundament van ons geloof is. Iets wat juichend wordt ontdekt, kan nog niet de bodem onder je leven worden. Je kunt je oefenen in godsvrucht, maar niet in genade. Genade is iets wat in je leven steeds weer ontdekt en gevonden moet worden, maar wat je niet kunt vasthouden. Als je je blik erop richt, verdwijnt het uit beeld.

De kern van het monnikenleven kun je gerust omschrijven als genade. Bedenk maar: je geeft al je aardse bezit op om je toe te leggen op God. (beeld Adina Voicu/Pixabay)

De kern van het monnikenleven kun je gerust omschrijven als genade. Bedenk maar: je geeft al je aardse bezit op om je toe te leggen op God. (beeld Adina Voicu/Pixabay)

Er zijn een paar van die teksten over Jezus en zijn leerlingen die me hierin de weg wijzen. Je hebt van die momenten dat de leerlingen werkelijk tot wanhoop gedreven worden – en juist dan Jezus ‘vinden’. Het mooiste vind ik wanneer Jezus na het gesprek met de rijke man zegt dat het gemakkelijker is dat een kameel door het oog van de naald gaat dan dat een rijke het koninkrijk van God binnengaat. De omstanders begrijpen dat het nu voor iedereen hopeloos is. Wellicht op een enkele uitzondering na hebben we immers allemaal wel dingetjes die we liever willen vasthouden. ‘Maar wie kan dan behouden worden?’ is de volstrekt begrijpelijke vraag. Jezus’ raadselachtige antwoord luidt: ‘Bij mensen is dat onmogelijk, maar bij God is alles mogelijk.’

Op een bepaalde manier heeft de Bergrede hetzelfde effect. We kunnen gerust stellen dat Jezus daarin de wet van Mozes volstrekt radicaliseert. Niet alleen overspelig gedrag, maar lustvol kijken naar een andere vrouw gaat al tegen Gods wet in. Niet alleen doodslaan, maar ook een haatdragende gedachte is een overtreding. Het gevaar is uiteraard dat we denken dat we, als we Jezus willen navolgen, dit nieuwe gebod van absolute liefde als moralistisch gedragsprogram moeten opvatten. Terwijl de Bergrede op z’n minst óók het effect heeft dat hij je tegen een muur van onmogelijkheid laat botsen. Het is een wet die je niet kunt vervullen.

Heer, ik kan dit niet. Ik ben dit niet waardig. Dit gaat niet over mij. Laat me er anders maar tussenuit piepen en laat anderen, die hier sterk genoeg voor zijn, die hier christelijk genoeg voor zijn, het maar proberen. Of, zoals de rooms-katholieke liturgie van de eucharistie het verhaal van het dochtertje van Jaïrus prachtig parafraseert: ‘Heer, ik ben niet waardig dat Gij tot mij komt. Maar spreek en ik zal gezond worden.’ Dat noem ik het moment van genade. Dat je jezelf moegestreden op de bodem van je eeuwige probeersels en gehannes terugvindt. En je eigen leegheid belijdt.

Onleefbaar

Probeer dit nu eens in een program om te zetten, het tot iets ‘maakbaars’ te maken. Of eigenlijk: liever niet. Want dat vind ik nu het probleem. De kerk kan nooit volledig waarmaken dat ze een plek van genade is. Zonder ook maar één voorbeeld te noemen snapt u ook wel dat juist de kerk voor velen een ultiem genadeloze plek geweest is. Dat is het lastige: genade moet steeds weer ontdekt en gevonden worden, maar kan niet worden opgeborgen in een schrijn: ‘Kijk, mensen, hier is het, pak maar aan.’

Ook de kerken van de Reformatie moeten noodzakelijk hardwerkende kerken zijn. Het is onvermijdelijk. Handen uit de mouwen, commissies installeren, vergaderen en denken over onze koers. Zelf zie ik eerlijk gezegd altijd weer uit naar het moment dat we in wanhoop neerzijgen. Hoe moet het nu verder? Zullen we de tent anders maar sluiten? Waar doen we dit eigenlijk voor? Het is immers precies op dat moment en die plek dat Jezus ons aantreft. ‘Bij mensen is dat ook onmogelijk. Maar bij God is alles mogelijk.’

Ook de kerken van de Reformatie moeten
noodzakelijk hardwerkende kerken zijn

Maar de kerk leeft toch van genade? De kerk heeft toch genade? Nee. Genade is strikt genomen ‘onleefbaar’ en ‘onhebbaar’. Het is wel ontvangbaar.

‘Mijn God, mijn God, waarom hebt Gij mij verlaten?’ In het prachtige boek Mijn heldere afgrond vormt die zin van Jezus aan het kruis voor de dichter Christian Wiman de rode draad van zijn hervonden geloof. Nogal een zin om je geloof uit te putten. Het is wel de laatste zin waar ik me graag mee inlaat. Het is de absolute leegte en godverlatenheid. Alles waar ik in geloof en voor leef wordt mij uit handen geslagen. Mijn gezin, mijn trots, mijn werk, zelfs mijn eigen lijf. God, pak me niet ook dat af. Of dat. ‘Laat deze beker aan mij voorbijgaan.’ En laat dat dan de manier zijn waarop Gods liefde stroomt. Ik heb er maar één woord voor: genade.

Over de auteur
Wolter Huttinga

Wolter Huttinga is theoloog, werkzaam aan de TU Kampen en bij dagblad Trouw.

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Het mysterie van Jezus’ wonderen

Rolf Robbe
  • Beschouwing
  • Thema-artikelen
Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Voor wie meer wil ontdekken over: Wonderen

Peter Hommes
  • Reisbagage
  • Thema-artikelen

Reageer op dit bericht

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief