Karl Barth, broeder in het geloof

F. Blokhuis | 2008-08-15
  • Jaargang 52
  • nummer 16
Karl Barth. Lange tijd wist ik niet hoe hij dacht en wat hij leerde. En volgens mij vergaat het mijn collega’s net zo. Toen ik een tijd geleden op ons predikantenforum Barths naam noemde, vroeg één van hen wat mij in deze theoloog aansprak. Hij is van ons af gehouden. Mijn vader leerde van professor Schilder dat Barth (1886-1968) een groot gevaar was voor de gereformeerde kerken. Voor mij was Karl Barth lange tijd een exotische naam.

Totdat, bijna twintig jaar geleden, professor Frans Breukelman onze Bijbelkring in Hardinxveld-Giessendam kwam bezoeken. Een indrukwekkende verschijning, woeste kop met haar. Breukelman had veel tussen studenten en jonge dominees gezeten. Nu zat hij, in zijn nadagen maar nog springlevend, bij één van ons in de huiskamer. En toen kwam het: Psalm 103 en Matteüs 18 uit het hoofd. Vers voor vers. Gedreven door een groot respect voor de teksten overspoelde hij ons met het evangelie van Gods barmhartigheid.

God spreekt!
God spreekt! Voor Breukelman is dat niet altijd vanzelfsprekend geweest. Hij was vrijzinnig opgevoed en kreeg een theologische opleiding in Leiden waar hij als jonge predikant geen kant mee uit kon. Voor zijn professoren had hij weinig goede woorden over: ‘Tuig is het...’ Wat moet je preken als de Bijbel niet veel meer is dan wat mensenwerk?
Barth werd zijn redding. Barth had het over het Wóórd van Gód. Net als Barth zelf verruilde Breukelman de vrijzinnigheid voor de orthodoxie. Dat zal ook wel niet gedeugd hebben, zegt hij in een interview, maar die jongens hadden het ten minste over God, over wat er van zijnentwege begonnen is te gebeuren. Zo is Breukelman voor mij een brug naar Barth geworden. Wie is de man, wilde ik weten, die Breukelman in Gods vuur en vlam heeft weten te zetten?
Tijdens mijn eigen opleiding viel de naam van Barth bij een enkel college dogmatiek. Het ging over ‘de nominalistische inslag bij Karl Barth’ en ik leerde dat onze mensen (K. Schilder, A. Janse) in Barth hét gevaar van de twintigste eeuw zagen, de Goliath die de slagorden van de levende God kwam tarten.

Christus die het al verzoent
Er is nog een andere weg waarlangs ik Barth heb leren kennen.
Als jongetje van negen wilde ik weten hoe het zou aflopen met mensen die nooit van de Heer Jezus hadden gehoord. Die worden met weinig slagen geslagen, hoor ik mijn vader nog zeggen, en ik ben tevreden weer gaan spelen.
Maar de vraag naar de bestemming van de mensen heeft me altijd bezig gehouden. Zoekend naar antwoorden stuitte ik telkens op de naam van ene Barth. Wat had die ermee? Tegen een aanhanger van de leer van de alverzoening zei Barth: ‘Ik
geloof niet in de alverzoening. Ik geloof in Jezus Christus die het al verzoent.’

Arme zondaar
De bekende Roomse theoloog Hans Küng heeft veel gesprekken met Barth gevoerd. Hij prees hem om zijn grondige kennis van de Roomse leer, maar was het even grondig oneens met hem. Toch geloof ik dat u te goeder trouw bent, zei hij op een dag. En dan Barth: ‘Zo, dat gelooft u wel. Ik geloof het niet. En als eenmaal de dag komt dat ik voor mijn Heer moet verschijnen, zal ik niet met mijn werken aankomen, met mijn Dogmatik op mijn rug. Alle engelen zouden me uitlachen! Maar ik zou ook niet zeggen: Ik heb het altijd goed bedoeld, ik was te goeder trouw. Nee, dan zal ik alleen maar zeggen: Heer, wees mij arme zondaar genadig!’
Toen ik dit las, kon Barth voor mij niet meer stuk. De grootste theoloog van de twintigste eeuw op zijn knieën. Wat wordt dit geluid van zonde en genade in onze tijd zeldzaam. Ik ben niet een dogmaticus. Ik heb niet die brede blik en die belezenheid. Lezen in Barths Kirchliche Dogmatik vind ik nog steeds pittig. Er zullen vast gevaarlijke dingen in staan. Maar ik houd van die man.

Wat leert Barth?
Als je Barth wilt samenvatten, kun je dat misschien het beste doen met de woorden van Breukelman: bij Barth ging het om het Wóórd van God, het Woord van Gód. En dan vooral om het vléésgeworden Woord, onze Heer Jezus Christus.
Van Hem uit vallen alle beslissingen, gelooft Barth. In Hem klinkt Gods ja tegen de wereld. Dat is toch schitterend!
Wat een goed medicijn tegen alle kerkelijke chagrijn en bekrompenheid en negativisme. Alles draait om onze Heer Jezus. In Hem worden wij Gods kinderen, meegekruisigd en mee opgestaan. In Hem is de mens al van eeuwigheid bij God geweest, zegt Barth, en daarom is verzoening met de mens wezenlijk voor God! Het evangelie is volgens hem, dat onze God ervoor kiest om niet alleen te zijn, maar dat Hij de mens verkiest om bij Hem te zijn. Onze Heer opgestaan voor alle mensen.
Voor Barth is dat ‘het midden van de geschiedenis’. Over uitverkiezing en uitverkorenen mag je alleen maar spreken als je spreekt over Gods Uitverkorene: in Hém zijn wij verkoren (Efeziërs 1:4). Bij Barth zul je nooit iets lezen over een soort eeuwig decreet van God buiten Christus om. Barth heeft zich intensief bezig gehouden met Paulus’ brief aan de Romeinen. Heel scherp heeft hij gezien dat alles en iedereen onder Gods oordeel ligt. Ook onze vroomheid! Er is geen weg van ons naar God. Hij komt naar ons. Dat is Jezus Christus.

Tangens
De manier waarop Jezus komt, vergelijkt Barth met een verticale lijn. Een blikseminslag bijna. Het Woord van God dat aan ons geschiedt.
Zo ziet Barth ook de Bijbel. Volgens hem mag je niet geloven dat wij God ‘hebben’ in de Bijbel. Hij is niet gestold zodat wij over Hem kunnen beschikken. God moet telkens weer ons leven binnen komen van Boven. Daarvoor gebruikt Hij dan wel bij uitstek de Bijbel, maar dan in die zin dat de Bijbel telkens weer het Woord van God wórdt. Zijn Openbaring is niet zozeer een gegeven maar een telkens terugkomende dáád. Niet zozeer statische geïnspireerdheid, maar dynamische inspiratie. Zijn Woord is Zijn spreken, actief.
Barth beklemtoont het verticale van dit spreken. Het slaat bij ons naar binnen als een bliksem. Zo raakt God onze levens. Als een wiskundige tangens geschiedt het Woord van God aan ons.

Tegen de vrijzinnigheid
Dit staat haaks op wat Barth aan de universiteit had geleerd. Kijk, in de academische wereld moet je niet aankomen met zoiets als ‘openbaring’. Het is duidelijk dat Barth zich keerde tegen deze vrijzinnige achtergrond, waarin de Bijbel was gereduceerd tot een menselijk boek. Barth moet niets hebben van deze religiositeit. Hij gelooft niet dat het evangelie gemakkelijk bij iets in ons zou aanknopen (Nein! in een felle brochure tegen Brunner).
De prediking in zijn dagen noemde Barth ‘ideologie van de betere middenstand’, waaraan hij zich zelf aanvankelijk ook schuldig had gemaakt. Wat een oppervlakkig horizontaal geleuter vond hij dat achteraf. Over God spreken is meer dan op een verheven toon over de mens spreken. Als je deze dingen overweegt, vraag je je af wat dit zegt over je eigen prediking… In de oorlogsjaren zag Barth als één van de weinigen waar deze horizontale theologie toe leidde: Jezus werd de held van een Germaans christendom. Voor de zoveelste keer werd Hij verraden, zei Barth.
Wij moeten God niet naar beneden halen in een gouden kalf. Wij mogen Hem niet met ons meeslepen, niet in de ark van het verbond maar zelfs niet in de Bijbel. Wij ‘hebben’ God niet. Daarom gaat het ook niet om wat wij te zeggen hebben. Het gaat om wat Gód aan ons wil openbaren.

In een volgend artikel wil ik ingaan op een interessant boekje, dat De Vuurbaak vorig jaar uitgaf onder de titel Nee tegen Karl Barth? Het interessante zit hem in het vraagteken.

Ds. Fred Blokhuis is predikant van de Nederlands Gereformeerde kerk van Schiedam.

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief