‘Ik heb als een blind paard gelopen en de Here heeft het geleid’
Richard Vervoorn en Ad de Boer | 2013-01-26
HEERDE – Op 20 januari was ds. Wim van der Lingen 65 jaar predikant. Hij is de oudste predikant in de NGK (92 jaar) en ook degene die het langst in de NGK het ambt van predikant bekleedt. De NGK Heerde/Epe, waar het echtpaar Van der Lingen lid is, en de NGK Wapenveld, de gemeente waarvan Van der Lingen sinds 1985 emeritus predikant is, hebben in de kerkdiensten bij dit ambtsjubileum stilgestaan. - Jaargang 57
- nummer 2
Wim van der Lingen werd in 1920 in Monster geboren. In 1939 begon hij zijn studie aan de Theologische Hogeschool van de toen nog ongedeelde Gereformeerde Kerken in Kampen. Toen in 1942 alle studenten werden opgeroepen om diensten te verrichten voor de Duitse bezetter, dook hij onder.
In zijn onderduiktijd studeerde hij zo goed en zo kwaad als het ging door. Maar tentamen doen was riskant, vertelt hij. ‘Ik weet nog wel dat ik vanaf mijn onderduikadres naar professor Schilder ging voor een tentamen. Reizen voor een jongeman van 22 was levensgevaarlijk. Je kon zo worden opgepakt. Een paar jaar later, toen ik bij mijn meisje in Leeuwarden was, kwam de spoorwegstaking en kon ik niet meer terug naar Kampen. Ik ben daar toen de hele hongerwinter gebleven.’
Dwars
Pas na de oorlog kon hij zijn studie weer goed oppakken.
Intussen had de Vrijmaking zich voltrokken, waaraan Van der Lingen vanaf het begin ‘met overtuiging’ had meegedaan. In de zomer van 1947 slaagde hij aan de Theologische Hogeschool van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) ‘cum laude’ voor het kandidaatsexamen, tegelijk met onder meer H. van Tongeren en J. Kamphuis, die later in het landelijke kerkelijke leven een grote rol zouden gaan spelen.
Na zijn beroepbaarstelling volgde een reeks beroepen, waarvan hij het beroep uit Alkmaar aannam. Daar werd hij op 20 januari 1948 als predikant bevestigd. Hij werd tevens predikant van de naburige gemeente van Broek op Langedijk. Elke zondag preekte hij drie keer: de ene zondag twee keer in Alkmaar en een keer in Broek op Langedijk, de andere zondag omgekeerd.
Vanaf 1952 diende hij de gemeente van Zwijndrecht, vanaf 1958 was hij predikant in Schildwolde en vanaf 1963 in Bunschoten-Spakenburg.
Daar voltrok zich in 1969 een scheuring in de gemeente als gevolg van de kerkstrijd die in het hele land woedde. Met een deel van de gemeente kwam Van der Lingen als enige van de Spakenburgse predikanten buiten het kerkverband te staan.
In de laatste dienst waarin hij als vrijgemaakt-gereformeerde predikant voorging, doopte hij zijn zoon Wim, die hij en zijn vrouw tot hun verwondering kregen, nadat hun huwelijk 21 jaar lang kinderloos was gebleven. ‘Twee dagen later zeiden ze: je kunt geen dominee meer wezen.’ Die scheuring zit hem nog altijd dwars. Van der Lingen is blij dat vrijgemaakten en Nederlands-gereformeerden elkaar in deze tijd weer vinden.
‘Maar het zit me nog altijd hoog en er zijn jaren geweest dat ik niet slapen kon als ik met die gebeurtenissen van toen bezig was. En ik vind het jammer dat de vrijgemaakten niet zelf de verantwoordelijkheid nemen om weer goed te maken was er toen is misdreven.’
Minderheidsrapport
In zijn Nederlands-gereformeerde jaren heeft Van der Lingen zich overigens regelmatig ‘tussen wal en schip’ gevoeld: niet eens met de ‘binnenverbanders’, maar ook niet altijd met de ‘soms vrijgevochten buitenverbanders’.
Niettemin heeft hij zich met overtuiging en inzet gegeven aan de Nederlands Gereformeerde Kerken. Hij was actief betrokken bij de opbouw van het landelijke kerkverband op de Landelijke Vergaderingen van Bunschoten-Spakenburg en Utrecht in de vroege jaren zeventig.
Als lid van een studiecommissie over de plaats van pastorale werkers in de gemeente diende hij bij de LV Wezep 1978 een minderheidsrapport in, omdat hij in tegenstelling tot de commissiemeerderheid niets zag in de figuur van de pastorale werker die kleine gemeenten zou kunnen ondersteunen.
Voor die ondersteuning waren volgens hem genoeg alternatieven beschikbaar en was de figuur van ‘semi- of schijnpredikant’ niet nodig. Ook vond hij het op deze manier ‘uitbesteden van herderswerk’ uit den boze.
‘Voor onze zieken zoeken we de beste dokter. Zullen we zo voor onze gemeenten niet het beste zoeken: een predikant?’ schreef hij in zijn minder heidsrapport, dat uiteindelijk met een flinke meerderheid de steun van de LV kreeg.
Als predikant van de NGK Bunschoten-Spakenburg is hij betrokken geweest bij de bouw van de Westerkerk. In 1978 vertrok hij naar Wapenveld, waar hij in 1985 werd geëmeriteerd.
Ook was hij actief in het Nederlands Gereformeerd Seminarie, onder meer als lid van de Raad van Toezicht en Advies. Zijn vrouw was jarenlang actief in het bestuur van de Gereformeerde Vrouwenbond, tot daar na de scheuring van 1969 een eind aan werd gemaakt.
Enige troost
Van der Lingen kijkt dankbaar terug op wat hij als predikant in het midden van de kerken heeft mogen doen. ‘We hebben als domineespaar een mooi leven gehad en we zouden het zo over doen. Als ik terugkijk, kan ik niet anders zeggen dan dat die tijd tot zegen is geweest. Ik heb als een blind paard gelopen en de Here heeft het geleid.’ Hij heeft zich altijd ook sterk verantwoordelijk gevoeld voor zijn gemeente. ‘Als er iemand verloren gaat en jij hebt het hem niet aangezegd, dan zal God het van jouw hand eisen.’ Tegelijk heeft hij zorgen over het kerkelijk leven vandaag. ‘Ik zie afkalving aan alle kanten.
Mijn grootste zorg is dat er steeds minder gepredikt wordt over de verzoening van onze zonden. Daardoor verachtert de gemeente in de genade. De preken zijn vooral warm, God als hulp bij ongelukken, God houdt van je, maar vergeving en genade, dat hoor je te weinig.
‘Wat is uw enige troost in leven en sterven’, daar gaat het om. Dat ik met lichaam en ziel het eigendom ben van mijn getrouwe Zaligmaker Jezus Christus, die met zijn dierbaar bloed voor al mijn zonden volkomen heeft betaald. Dáár gaat het om.’