Het ontstaan

Jordi Kooiman | 2014-12-30
  • Jaargang 58
  • nummer 24
Vier jaar van touwtrekken tussen de uitgever van De Reformatie enerzijds en de redactie anderzijds leidt in de jaren vijftig van de vorige eeuw tot een crisis bij het vrijgemaakte blad en het ontstaan van een nieuw blad, Opbouw. Een beknopte reconstructie van een allerminst fraaie geschiedenis.

23 maart 1952 Prof. dr. Klaas Schilder overlijdt aan een hartaanval, 62 jaar oud. Een aderlating voor de vrijgemaakte kerk in het algemeen en De Reformatie in het bijzonder. Schilder was sinds 1935 de enige redacteur en drukte een zwaar stempel op de inhoud van het blad, dat na de Vrijmaking van 1944 de rol van spreekbuis van de GKv aannam.
Na Schilders overlijden worden zijn collega-hoogleraren van de Theologische Hogeschool in Kampen gevraagd om voorlopig als redacteuren te fungeren. Althans, drie van de vier worden uitgenodigd door K.C. van Spronsen van uitgeverij Oosterbaan & Le Cointre. Professor H.J. Jager niet.
Van Spronsen laat ondubbelzinnig blijken dat hij graag een vinger in de pap steekt. Hij vertrouwt Jager geen leidinggevende verantwoordelijkheid toe en wil hem daarom buiten de redactie houden. Maar voor de andere hoogleraren is het ‘allemaal of geen van allen’. Daarop geeft Van Spronsen toe.
Met die eerste schermutseling wordt de kiem gelegd voor ruim vier jaar van discussie over de redactiesamenstelling en de bevoegdheden van uitgever en redactie. Een langlopende twist, zonder happy end.

12 juli 1952 De redactie wordt uitgebreid met twee nieuwe leden: zakenman P. Groen en predikant E.Th.van den Born. Zij nemen zitting naast de drie Kamper hoogleraren Jager, Veenhof en Deddens (B. Holwerda is inmiddels overleden).
Aan hun aanstelling gaat veel discussie tussen redactie en uitgever vooraf over de vraag: wie bepaalt wie er in de redactie komen? En ook: wie heeft het laatste woord over de inhoud van het blad? De redactie wil over beide kwesties het volle gezag hebben, maar de uitgever wil er ook grip op hebben. De zaak wordt niet echt opgeklaard en dat wreekt zich.

Februari 1954 In de anderhalf jaar na juli 1952 stapelen de irritaties zich op, waarbij ieder conflict terug te voeren is op de voor de redactie ongewenste inmenging van de uitgever, in de persoon van Van Spronsen, in de inhoud van het blad en de samenstelling van de redactie.
Eind februari 1954 komt er eindelijk een gesprek om de nodige ergernissen uit te spreken. De redactie klaagt onder meer dat Van Spronsen regelmatig artikelen weigert of eigen afspraken maakt met auteurs, zonder medeweten van de redactie.
De bezwaren halen echter weinig uit. Van Spronsen is zich van geen kwaad bewust en countert dat enkele vooraanstaande personen uit de GKv zeer ontevreden zijn met de koers van De Reformatie en dat het goed zou zijn wanneer de redactie eens met hen om de tafel gaat zitten om naar de kritiek te luisteren. De redactie wil dat niet, maar in de weken daarna blijft Van Spronsen critici mobiliseren.
In mei 1954 komt er toch een ontmoeting tussen de redactie en een groep kritische vrijgemaakten, met als voortrekker J. Kamphuis. Dat sust de boel enigszins. Tótdat redactieleden Deddens en Van den Born zich begin 1955 moeten terugtrekken vanwege hun gezondheid en de hele discussie over de redactiesamenstelling en de koers van het blad weer oplaait.

4 januari 1956 Na een jaar van taaie onderhandelingen vult hoogleraar H.J. Schilder de laatste positie binnen de redactie in, nadat eerder hoogleraar L. Doekes is aangesteld. Daarmee kan de redactie eindelijk voltallig aan de slag. Of toch niet... Na een denigrerende brief van Van Spronsen stappen Jager en Veenhof op, omdat ze het vertrouwen compleet kwijt zijn. Van Spronsen is er snel bij om zich te verontschuldigen en na zijn belofte om zich vanaf nu van inmenging in het redactionele beleid te onthouden trekken Jager en Veenhof hun ontslag in.
De redactie formuleert een bericht om de nieuwe redactiesamenstelling eindelijk wereldkundig te maken. Van publicatie zal het echter nooit komen; Schilder gooit roet in het eten. Hij schrijft in één van zijn bijdragen bezwaar te hebben tegen de plaatsing van een artikel, wat tot protest bij de andere redacteuren leidt. Schilder stelt daarop voor om zich terug te trekken uit de redactie, waarbij op de achtergrond nog meer twijfels van zijn kant meespelen.

16 maart 1956 De redactie komt bijeen om zich over de nieuwste problemen te buigen. De uitkomst: Groen, Jager, Veenhof en Doekes willen doorgaan zonder Schilder. Dat laten ze per brief weten aan de uitgever.

29 maart 1956 Van Spronsen laat Groen, Jager en Veenhof in reactie op hun voorstel weten dat ze kunnen opstappen. Hij schrijft: ‘Het dunkt ons, nu eenmaal gebleken is, dat een voortzetting der relatie tussen u als oude redactie en ons niet mogelijk is, goed, dat de nieuwe redactie op een geheel nieuwe basis wordt gevormd.’
Op 31 maart antwoordt de redactie dat ze tot het nummer van 21 april haar werk zal blijven uitvoeren en daarna vertrekt. Interesse in een positie als medewerker (een aanbod van Van Spronsen) hebben geen van allen. Het is voorbij.

7 mei 1956 Jager en Veenhof komen op uitnodiging van ds. D. van Dijk en ds. G. Visee samen in Kampen om met de nodige anderen te praten hoe degenen die tot dan toe in De Reformatie schreven hun perswerk kunnen voortzetten.
Van verschillende kanten klinkt het geluid dat er een nieuw blad opgezet moet worden, als tegenwicht tegen De Reformatie.

30 juni 1956 85 mensen komen op uitnodiging van ondernemer Jac.G. Van Oord samen om verder te praten over het idee voor een nieuw blad. Ze besluiten tot de oprichting van een persvereniging die de redactionele en financiële verantwoordelijkheid krijgt. Van Oord leidt het ‘voorlopig committee’ dat de plannen verder gaat uitwerken. Ook P. Groen, één van de ontslagen Reformatie-redacteuren, zit in de commissie. Jager en Veenhof worden adviseurs.

15 september 1956 De leden van de nieuwe ‘Gereformeerde Persvereniging’ komen samen. Er worden plannen gemaakt om redacteuren en medewerkers te zoeken en een drukkerij te contracteren. Omstreeks die tijd begint ook de naam ‘Opbouw’ te circuleren.

2 november 1956 Jager en Veenhof berichten tijdens een vergadering dat de gesprekken die ze hebben met de nieuwe redactie van De Reformatie op niets zullen uitlopen. ‘Bij de nieuwe redactie is geen spoor van spijt te bemerken over alles wat gedaan werd. Door de oude redactie zal overwogen worden hoe deze onvruchtbare discussie zal worden beëindigd.’
Het stopzetten van die besprekingen duurt echter langer dan gedacht en ook het vinden van een redactie voor het nieuwe blad heeft veel voeten in de aarde. De jonge historicus G. Puchinger wordt gepusht om redacteur te worden en wil zelf ook graag, maar andere beoogde redactieleden vrezen zijn dominante stijl. Hij mag geen redacteur, wel medewerker worden.
Uiteindelijk wordt de uitgave van een eerste nummer doorgeschoven naar 1957.

16 februari 1957 Het is zo ver: de persvereniging besluit om zo spoedig mogelijk ‘de uitgave van een Gereformeerd weekblad ter hand te nemen’. De naam Opbouw wordt officieel aangenomen en het ‘voorlopig committee’ wordt bevestigd als eerste bestuur. Ook is het gelukt om een garantiefonds van 15.000 gulden bij elkaar te krijgen.
Op 22 maart 1957 verschijnt het eerste nummer, vrijwel exact vijf jaar na het overlijden van Klaas Schilder.

Een langlopende twist, zonder happy end

23 november 1957 Tijdens de eerste jaarvergadering van de Gereformeerde Persvereniging Opbouw spreekt voor-zitter Jac.G. van Oord een bewogen openingswoord, dat nu, ruim 57 jaar later, net zo goed het missiestatement had kunnen zijn van het nieuwe blad OnderWeg, waarin de redacties van De Reformatie en Opbouw elkaar eindelijk gevonden hebben: ‘Wij willen medebouwen, zeg ik, aan de bouw van de kerk des Heeren en deze doelstelling bepaalt onze houding en de inhoud van het blad. Wij willen niet een partij zijn in de kerk. Het ontstaan van ons blad is juist te danken aan de innige begeerte naar de eenheid, die daar is in Christus Jezus onze Heere; naar de saamhorigheid en de broederschap. Het gaat in ons blad om heel de kerk, om al het volk, dat den Heere vreest en waarmede wij ons verbonden weten door de band des geloofs.(...) De Heere heeft ons in de kerk gezet in de gemeenschap der heiligen en zo moeten wij met elkander omgaan, om samen de strijd des Heeren te strijden.’

Jordi Kooiman is freelance journalist en eindredacteur van Opbouw.

Voor dit artikel is gebruikgemaakt van het artikel De Reformatie en ‘de oorlogen des Heeren’ uit Vuur en vlam: aspecten van het vrijgemaakt-gereformeerde leven, 1944-1969, Buijten en Schipperheijn, Amsterdam. Ook is geput uit diverse notulen en vergaderstukken uit de eerste twee jaren van het bestaan van Opbouw.

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief