Ruimte geven aan rouw en verdriet

Bert Loonstra | 2014-11-29
  • Jaargang 58
  • nummer 22
Ook niet-gelovige mensen moeten vorm geven aan de verwerking van een verlies. Zij zoeken daarvoor naar rituelen. Ze hebben die echter niet zomaar paraat, zoals gelovigen, die in gebed, samenzang, de Bijbel en de geloofsgemeenschap vele mogelijkheden vinden voor de beleving van hun gemis en voor troost en steun. Welke rouwvormen worden er buiten de context van het geloof ontwikkeld? Hoe beoordelen we die als kerk? En welke ruimte geven we eraan? Een verkennend artikel

Het meest in het oog lopen de nieuwe trends rond het uiten van meeleven bij een overlijden dat de samenleving schokt.
De broer van prinses Diana heeft in de afscheidsdienst gesproken. Buiten kunnen de mensen zijn bijdrage op schermen volgen. Een applaus zwelt aan en dringt door tot de Westminster Abbey waar de dienst gehouden wordt. Daar kan men niet anders dan meeklappen. Het is een markante manifestatie van de invloed die van buiten de kerk op de kerk wordt uitgeoefend.
Later, als de auto met de doodskist voorbijkomt, applaudisseren de mensen opnieuw en werpen bloemen naar de auto. Dat ritueel van applaus en bloemen herhaalt zich bij de uitvaartplechtigheid van Pim Fortuyn en bij het vervoer van de slachtoffers van MH17 van vliegveld Eindhoven naar Hilversum.
Een ander voorbeeld van massale rituelen zijn de stille tochten die gehouden worden als protest tegen zinloos, dodelijk geweld tegen vaak jonge mensen. De eerste van die tochten waren een antwoord op de wrede praktijken van Marc Dutroux in België en een eerbetoon aan zijn slachtoffers. Ze lijken op de gangbare stille tochten naar oorlogsmonumenten op 4 mei.
De meeste rouwgebruiken zijn echter kleinschaliger en lopen daardoor minder in het oog. Hoewel ze zich onafhankelijk van de kerk ontwikkelen, hebben ze veelal toch met de kerk te maken, hetzij doordat ze aan de kerk zijn ontleend, hetzij doordat ze door kerkelijke mensen worden overgenomen.

Viltstift
Zoekend naar nieuwe rituelen maken niet-gelovigen vaak gebruik van vormen die binnen de kerk gangbaar zijn. Ze passen die echter op een eigen manier toe. Er wordt bijvoorbeeld een plechtigheid georganiseerd in de aula van de begraafplaats of zelfs in een kerkgebouw. De uitvaartleider of uitvaartspreker van het Humanistisch Verbond neemt de rol over van de pastor en vult die op een eigen manier in. Gedurende de plechtigheid staat de overledene centraal. Bij de baar worden één of meer kaarsen gebrand.
Kaarsjes branden als herdenkingsritueel vindt ook vaak rond Allerzielen plaats, tot in televisie-uitzendingen en op treinstations toe. Het lijkt de herinneringsminuut voor overledenen, die enkele jaren geleden door een landelijke uitvaartonderneming werd geïntroduceerd, weg te duwen. Die minuut lijkt weer veel op de nagedachtenis van de overledenen zoals die op de laatste zondag van het jaar of op oudejaarsavond in de kerk wordt ingevuld.

Andersom komen allerlei vormen die zich buiten de kerk ontwikkelen ook de kerk binnen. Een blanke kist die met viltstift volgeschreven is met afscheidsgroeten van familie en vrienden bijvoorbeeld. Of een familielid dat tijdens de dienst een in memoriam uitspreekt dat niet zelden langer is dan de bijbeloverdenking.
Misschien niet van buiten de kerk maar wel van buiten de kerken van de Reformatie is de rol die bloemen hebben bij een uitvaart. We zien dit niet meer als een ‘verbloemen van de dood’, maar als een uiting van genegenheid en van de schoonheid van het leven.
Er wordt een gedicht voorgelezen, meer dan eens door dochter of kleindochter zelf gemaakt. In toespraken wordt de overledene in de kist persoonlijk toegesproken. Uit de luidsprekers klinken muzieknummers die bij de overledene favoriet waren. Op de beamer worden foto’s getoond, of een filmpje dat eerst op YouTube was geplaatst. Rond het graf laten de aanwezigen witte ballonnen op. De familieleden werpen ieder een roos op de kist.
In het algemeen is onder invloed van de nieuwe rituelen buiten de kerk ook de invulling van de kerkelijke uitvaart vrijer geworden. Vroeger lag het allemaal vast wat wel en niet kon en mocht. Nu krijgt de familie een grote inbreng in de vormgeving, waarbij een kerkenraad of kerkbestuur zich soms wel genoodzaakt ziet grenzen te stellen aan wat er in de plechtigheid binnen het kerkgebouw gedaan en gedraaid mag worden.

Arm
Bij veel moderne rituelen denk je bij jezelf: Wat betekent dit eigenlijk? Aan welke inhoud geeft dit ritueel nu vorm? Ik kom vaak tot de conclusie dat de rituelen een verhulling zijn van vaagheid en leegheid, zoals liedjes van Frans Bauer of André Hazes over ‘mijn moeder die in de hemel is’. Wat wordt er tot uitdrukking gebracht met het oplaten van ballonnen? Waar is dat op gebaseerd? Dat de ziel bij God is? Op grond waarvan denkt men dat? Wat is de betekenis van brandende kaarsen als ze geen uitdrukking zijn van het leven dat de dood overwon, van het licht en de liefde waarin de overledene mag delen? Wat betekent een afscheidsgroet op de kist of van achter de katheder als dood dood is? Wat betekent applaus langs de route waar de rouwstoet voorbijkomt?

Wat betekent een afscheidsgroet op de kist of van achter de katheder als dood dood is?

Nog niet zo lang geleden werd in Haaksbergen een stille tocht gehouden ter nagedachtenis van de drie slachtoffers van het incident met de monstertruck, tijdens een stuntdemonstratie in de bebouwde kom. Wat had dat te betekenen? Stille tochten zijn gevormd als stille protesten tegen onrecht en als uiting van solidariteit met onschuldige slachtoffers. Daarvan kon hier toch geen sprake zijn? Wie naar een stuntevenement gaat, zoekt zelf het gevaar op. De opwinding is immers dat het steeds net goed gaat. Als je dan kleine kinderen meeneemt, ben je niet onschuldig. En de hoofdverantwoordelijke voor orde en veiligheid, de burgemeester, liep vooraan mee in de stoet.
Er was kennelijk gezocht naar een manier waarop de gezamenlijke verslagenheid vormgegeven kon worden, maar het werd een vorm zonder eigen betekenis. En zo gaat het vaker. Het ritueel hangt in de lucht. Eigenlijk is dat arm. Juist op de grens van leven naar dood blijkt hoe onbeholpen en onvoorbereid mensen zonder geloof in het leven staan. Misschien komt dat nog wel het meest schokkend tot uitdrukking bij uitvaarten waar de champagne rijkelijk vloeit en de plechtigheid op wens van de overledene vooral geen plechtigheid mag blijven, maar een uitgelaten en uitbundige party moet worden. Koffie met cake of broodjes na afloop heeft een rituele functie: de nabestaanden pakken het leven weer op. Ook dan raakt de stemming weleens ver verwijderd van de droefheid van zo-even. Maar de uitdrukkelijke sturing in de richting van een feestje is een ontkenning van de ernst van de dood, wat naar mijn indruk een consequent wegkijken verraadt.

Onopvallend
Hoe moet je je nu als kerk tegenover deze seculiere invloeden opstellen? In het algemeen zou ik een bescheiden positie innemen. Het is belangrijk dat de familie de ruimte krijgt om haar verdriet te verwerken op een manier die bij haar past, uiteraard binnen de grenzen van het betamelijke. Dus vooruit, die cd, die plaatjes op de muur, dat in memoriam, die afscheidsgroeten op de kist, dat aanspreken van de overledene (waarover straks meer), dat persoonlijke gedicht: het kan. Accepteer dat je vaak maar zeer beperkt invloed hebt op de inhoud en de tijdsduur van de plechtigheid. Mensen moeten op hun eigen manier uitdrukking kunnen geven aan hun verdriet.
Het lijkt me overigens niet de taak van de kerk om seculiere rouwactiviteiten te organiseren voor de lokale gemeenschap, zoals in Haaksbergen gebeurde. De kerk bewijst haar maatschappelijke relevantie niet door van haar corebusiness af te wijken, maar door troost te bieden vanuit haar band met God.
Dat brengt me bij een tweede punt in de houding van de kerk: laten we als kerken onze eigen rituelen zorgvuldig inzetten en onopvallend, niet belerend, hun betekenis toelichten. Een kaars spreekt van het leven, van licht en liefde, in relatie tot Christus, die ons God doet kennen als de bron van leven, licht en liefde. Het is daarbij van belang het karakter van de rouwplechtigheid voor ogen te houden. Bij alle aandacht die de overledene terecht krijgt, gaat het om een ontmoeting met de levende God, die tot ons spreekt en tot wie wij opzien. Het kan dan nog steeds voorkomen dat een zoon zijn in memoriam gebruikt om uit te leggen waarom hij van zijn geloof is afgevallen of dat een vriendin de gelegenheid benut om uit te leggen dat de humanistische levensovertuiging gelijkwaardig is aan het christelijke geloof. De kracht van de kerkelijke dienst is dan niet het uitoefenen van macht, om zulke mensen het zwijgen op te leggen, maar het vrijmoedige getuigenis van de genade van God en het uitzicht dat Hij geeft.

Stoffelijk
Aan de toegenomen neiging om in een dankwoord of in memoriam ook de overledene toe te spreken, heb ik me aanvankelijk gestoord. Hoe kun je nu het lichaam in de kist aanspreken alsof de persoon daar nog is, terwijl die, naar wij hopen, in zijn of haar persoonlijke bestaan bij God is? Maar ik ben daar iets milder in geworden. Er ligt daar niet alleen maar een lichaam. Daar ligt iemand, een geliefde. In het proces van afscheid nemen ben je nog niet los van die geliefde. Zolang het nog kan, neem je de kans om met hem of haar te praten, ook al weet je dat hij of zij niets meer terug zegt.

Juist op de grens van leven naar dood blijkt hoe onbeholpen en onvoorbereid mensen zonder geloof in het leven staan

Ligt daar inderdaad iemand of is het alleen het stoffelijke restant? Ik heb eens in de vier evangeliën gekeken hoe daar over de begrafenis van Jezus wordt gesproken. Matteüs spreekt consequent over het lichaam van Jezus dat begraven wordt. De andere drie evangelisten spreken zowel over zijn lichaam als over Hemzelf. Johannes schrijft dat ze Jezus in een dichtbijgelegen graf legden (hoofdstuk 19:42). We gaan een persoon met een naam begraven, niet vanuit de gedachte dat met de dood alle leven voorbij is, maar wel vanuit het idee dat die persoon met dat lichaam verbonden is. Anderen roepen overleden gelovigen aan. Die gewoonte hebben wij niet. Maar laten we niet dwarsliggen wanneer een nabestaande zijn of haar geliefde met aansprekende woorden nog even vasthoudt. Als gemeente zijn wij geroepen om in geduld ruimte en tijd te geven aan de rouwenden om hun geliefden los te laten en met de harde werkelijkheid van de lege plaats te leren omgaan.

Dr. Bert Loonstra is predikant van de CGK Gouda. Hij blogt op www.bertloonstra.nl

Meld je aan voor onze gratis nieuwsbrief